The tune of Psalm 138, de melodie van psalm 138, & Une pastourelle gentille
[summary: contrary to the usual
view I maintain that the Genevan melody of Psalm 138 is not a contrafact of
Marot's chanson Quand vous vouldrez faire une
Amye or the Noel Une pastourelle
gentille, same melody. Why? Simple: The
basic criterion of a contrafact is singability of the new
text on the old tune, some
difficulties permitted. This criterion is not met. ERGO: thesis
falsified. The maximum statement allowed is; The first two lines (repeated, so 4 lines) are borrowed
from, inspired by the chanson.
Simply printing the melodies together with the texts is telling enough. Try to
sing the Psalm on the tune of the chanson. You won't succeed. Judge
for yourself:
melody of the Noel-chanson compared with the melody of the
Psalm

Opmerkingen/remarks:
-
beide melodieën zijn misschien aan
elkaar verwant, maar bepaald niet identiek.
/ The melodies share some melodic patterns
-
Psalm 138 kun je echt nìet
zingen op de melodie van dit chanson. / One can not
sing the text of Psalm 138 on the melody of the chanson (so it is not a
contrafact strictu sensu)
-
De maker van de melodie van psalm 138
is heel kundig geweest in zijn bewerking en heeft een zeer fraaie nieuwe
melodie geschapen, die zeer lang, zeer afwisselend en volkomen in balans is. /The
composer of the melody of Ps. 138 has created a longer melody than the one of
the chanson (more lines), which is balanced in itself.
-
Niet van belang, maar toch: een
chanson-melodie, ook van een 'Noël' is nog wel wat anders is dan een volks
liedje of een volksliedje.
EXTRA ACHTERGROND info
Psalm 138 is volgens de
psalmautoriteit Pierre Pidoux (zaliger nagedachtenis) de enige psalmmelodie
die direct is ontleend aan een chanson.
Dat is niet veel als je bedenkt dat Orentin Douen in zijn boek Clément Marot et
le Psautier Huguenot (2 dl. Parijs, 1878/1879) maar liefst 37
chansonmelodieën noemt om zijn overall stelling dat psalmmelodieën op chansons zijn
geínspireerd, te onderbouwen. Hoewel deze stelling al vroeg in de de twintigste eeuw is
gefalsifieerd, hoor/lees je haar toch nog geregeld. Pidoux geeft in zijn onuitgegeven
laatste studies nog een plaats aan het mooie verhaal dat psalm 72
gezongen wordt op de wijs van een chanson ‘Petite Camusette’ en dat psalm
66 (melodie van 118) wel eens geklonken zou kunnen hebben au son de la
cornemuse… , d.w.z. met een doedelzak.
Zie hiervoor een apart bestand. In zijn
voetspoor blijft dr. Edith Wéber de afhankelijkheid van de melodie van
Psalm 138 van z'n wereldse voorbeeld staande houden. Die opvatting lees je dan
ook overal. Nochtans is ook deze laatste rest van Douen's romantische idee niet
houdbaar. (z.b.)
Gegevens en analyse : Pierre
Pidoux, Franc, Bourgeois, Davantès, leur contribution à al création des
mélodies du psautier de Genève, 2 dln. Genève 1993), onuitgegeven
studie. de verwantschap tussen psalm 138 en de Noël Une pastourelle
gentille worden geanalyseerd dl. 1 p. 61-63
Onhoudbaar, want de basisvoorwaarde
om van contrafact te spreken is de zingbaarheid (evt. met wat aanpassingen, die
echter vrij voordehandliggend moeten zijn) van de nieuwe tekst op de oude
melodie.
1. De psalmtekst is echter
helemaal niet zingbaar op de melodie van het aangegeven chanson. Aantal
regels en regellengte komen niet overeen. De verschillend zijn ook niet
makkelijk te overbruggen.
2. De melodische
overeenkomsten kunnen voor een groot deel ook verklaard worden van uit de
innerlijke wetmatigheden van de melodievorming in het algemeen. Als je
binnen een bepaalde kerkelijke modus op een welbepaalde manier een melodie
begint, dan zijn er daarna niet zo heel veel mogelijkheid meer.
De melodie van psalm 138
werd voor het eerst gepubliceerd in 1543 (eerste bewaarde gedrukte versie:
Cinqunate Pseaulmes, Lyon, 1548;
voor de melodie tussen 1539-1542 zie apart artikel) Het chanson van
Clément Marot is eigenlijk een Noel (een kerstliedje): Une pastourelle gentille.
Zeer populair, want nog present in het door Dirk Sweelinck geredigeerde Livre Septième. dat is het boeck
van de zangh-kunst,
Amsterdam 1641: een fraaie 4-stemmige
bewerking van Hubertus Waelrant. Deze noël publiceerde Marot
voor het eerst in zijn 'Adolescence Clementine'
(1532), als chansons XXV wat de melodie
betreft onder verwijzing naar het vorige chanson (XXIV, Quand vous vouldrez
faire une Amye... Het was voordien al opgenomen in Pierre
Attaignant Trente huit
chansons musicales, Paris 1530.
EXTRA: De melodie van psalm 138 ligt ten grondslag aan een
bekend Duits gezang ‘Mit Freuden zart’ (Evg.
Gesangbuch 106 / Liedboek 216). Dit is een lied van Georg Vetter uit 1566,
afkomstig uit de Boheemse
broeders, een groep christenen aan wie de gemeentezang veel te danken
heeft. De suggestie (die volgens Pidoux
overblijft, nl.) dat Marot psalm 138 herdichtte terwijl hij in zijn versopbouw
bewust naar zijn chanson verwees is eigenlijk - met alle respect voor Pidoux -
tamelijk futiel. De originele versopbouw loopt namelijk juist niet
opvallend parallel loopt aan het chanson, maar is zoals bijna elke psalm
van Marot: origineel. Afin: oordeel zelf
TEKST chanson XXIV en XXV uit l’adolescence clémentine (1532)
en pseaulme 138 (1543)
MELODIE chanson uit Attaingnant (januari 1529 (oude stijl, dus = jan. 1530) ;
psalm 138 (ed. 1543 Geneve)]
Chanson XXIV
Quand vous vouldrez faire une Amye,
Prenez la de belle grandeur,
En son Esprit non endormie,
Et son Tetin bonne rondeur,
Doulceur
En cueur,
Langage
Bien sage,
Dansant, chantant par bons accords,
Et ferme de Cueur, et de Corps.
Si vous la prenez trop jeunette,
Vous en aurez peu d'entretien:
Pour durer prenez la brunette
En bon point, d'asseuré maintien.
Tel bien
Vault bien
Qu'on fasse
La Chasse
Du plaisant Gibier amoureux:
Qui prend telle Proye, est heureux.
|
Chanson vingtcinquiesme
du jour de Noël
Une pastourelle gentille,
Et ung Bergier en ung Verger
L'autrhyer jouant à la Bille
S'entredisoient pour abreger,
Roger,
Bergier,
Legere
Bergiere,
C'est trop à la Bille joué.
Chantons Noé, Noé, Noé.
Te souvient il plus du Prophete
Qui nous dist cas de si hault faict,
Que d'une Pucelle parfaicte
Naistroit ung Enfant tout parfaict?
L'effect
Est faict:
La belle
Pucelle
[A eu un Filz au Ciel voué,] [A ung filz du ciel advoué,]
Chantons Noé, Noé, Noé
|
Pseaulme Cent trentehuictiesme
Confitebor tibi Domine in toto corde
Il fault que de touts mes Espritz
Ton loz, et pris
J'exalte, et prise.
Devant les grands me presenter,
Pour te chanter,
J'ay faict emprise.
En ton Sainct Temple adoreray,
Celebreray
Ta renommée,
Pour l'amour de ta grand' bonté
Et feaulté
Tant estimée.
Car tu as faict ton Nom moult grand
En te monstrant
Vray en parolles:
Des que je crie, tu m'entends.
Quand il est temps
Mon cueur consoles.
Dont les Roys de chascun pays
Moult esbahys
T'ont loué, Sire,
Apres qu'ilz ont congneu que c'est
Ung vray arrest
Que de ton dire.
Et de Dieu, ainsi que je fays,
Chantent les faictz
A sa memoyre,
Confessants que du Toutpuissant
Resplendissant
Grande est la gloyre.
De veoir si bas tout ce qu'il fault
De son plus hault
Throne celeste,
Et de ce qu'estant si loingtain,
Grand, et haultain,
Se manifeste.
Si au milieu d'adversité
Suis agité,
Vif me preserves,
Sur mes ennemys inhumains
Jectes les mains,
Et me conserves.
Et parferas mon cas tout seur,
Car ta doulceur
Jamais n'abaisses:
Ce qu'une foys as commencé,
Et advancé,
Tu ne delaisses. |
29 augustus 2004 / uitbreiding met melodielijnen en eerste analyse 24
september 2004 / herziene analyse 4 oktober 2004 /
correctie 16 februari 2005 / Summary 12 november 2009 |