|
150 Psalmen Proeve van een nieuwe berijming 1961 WOORD
VOORAF In december 1958 verscheen het nu bij velen bekende boekje: "110 Psalmen. Proeve van een nieuwe berijming, aangeboden door de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming." Om de zingende gemeente gelegenheid te geven tot kennismaking, beproeving en opbouwende critiek, werd toen uitgegeven wat op dat moment gereed lag; om technische en finaneiele redenen zonder muziek. Slechts node werd de muzikale notatie weggelaten: bepaalde onbekende melodieën kregen zodoende minder kans om opnieuw ontdekt te worden. Des te meer stemt het de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, de Werkcommissie en alle medewerkende dichters tot voldoening en blijdschap, dat het mogelijk bleek de inmiddels gereedgekomen proeven van nieuwe berijming van alle honderdvijftig psalmen te doen verschijnen in een fleuriger gewaad, en met de muzikale notatie zoals deze door onze muzikale adviseurs was vastgesteld. De Stichting heeft met genoegen gemerkt dat ook van rooms-katholieke zijde belangstelling voor deze protestantse proefbundel bestaat. In verband hiermede werd ook aan een rooms-katholieke uitgever toestemming verleend een aantal exemplaren van deze editie in de handel te brengen. Wat betreft de muzikale notatie willen wij thans alleen mededelen, dat bij het noteren van de melodieën uitgangspunt was de uitgave van Geneve 1562. De Heer Pierre Pidoux, organist te Montreux, zeggen wij voor enkele gegevens hartelijk dank. Wat men boven de melodieën genoteerd vindt, is het jaar van de oudste ons bewaard gebleven uitgave waarin wij de melodie in haar eerste en in haar definitieve vorm aantreffen. Nadere gegevens omtrent componist, eerste uitgave etc. hopen wij in de definitieve psalmbundel te vermelden. Van de dichter M. Nijhoff, die in 1953 aan het werk der psalmberijming ontviel, zijn zes van de zeven psalmen die hij ons had nagelaten, ongewijzigd opgenomen. Overigens worden de namen der medewerkende dichters ook nu nog niet genoemd. Wordt deze nieuwe berijming door de Kerken aanvaard, dan zal bij definitieve invoering een en ander worden verteld over het ontstaan van deze bundel, over de werkwijze der commissie en de identiteit der medewerkende dichters. De ingekomen reacties geven ons de gegronde hoop, dat dit volledige psalmboek gunstig zal worden ontvangen. In kerken_en scholen kan er nu uit gezongen worden. In gezinnen en verenigingen en op alle daarvoor in aanmerking komende bijeenkomsten kan men ermee kennismaken. De berijmingen sluiten aan bij de nieuwe bijbelvertaling; ieder voor zich kan beoordelen of aan de grondtekst recht gedaan is. Inmiddels kunnen eventuele critische opmerkingen of voorstellen tot wijziging, ingezonden worden bij het secretariaat van de Interkerkelijke Werkcommissie voor de Psalmberijming, Carnegielaan 9 te 's-Gravenhage. Allen die aan de totstandkoming van deze berijming hebben medegewerkt, spreken hun dank- baarheid nit voor het feit, dat interkerkelijke samenwerking in zo eensgezinde geest mogelijk bleek, - en de hoop, dat hun arbeid niet tevergeefs moge zijn, doch moge dienen tot lof van God, die elk nieuw geslacht een nieuw lied op oude wijze wil doen zingen met mond en hart.
De Interkerkelijke Stichting voor de
Psalmberijming:
De Interkerkelijke Werkcommissie voor de
Psalmberijming:
BEGELEIDEND WOORD Dit boek is een Proeve, omdat het slechts een gedeelte omvat van hetgeen reeds ontstond en bezig is te ontstaan. Wij hebben reeds veel meer, dat eerst later in het licht zal komen. Het betrekkelijk willekeurig getal van 102 gezangen is daar een aanduiding van. Het is ook een proeve, in zoverre het een beeld geeft van de verscheidenheid der liederen, die de commissie aan de kerk wil aanbieden. Er werd een keuze gedaan uit verschillende terreinen van een ontzaglijk wijd gebied, in historisch, geografisch en geestelijk opzicht. Men treft liederen aan uit de oudste christelijke hymnen gekozen, in de kerken der reformatie vrijwel vergeten. Ook enkele uit de middeleeuwen, vele uit de reformatietijd of de eeuw daarna, die zoveel schoons opleverden. Maar ook de 18e en 19e eeuw zijn met vergeten. Dan zochten wij niet alleen onze eigen letterkunde door, maar ook de omliggende landen Duitsland, Engeland, Frankrijk, Scandinavië. Van een nadere bestudering der oud-griekse hymnologie geeft deze proeve in een enkel voorbeeld blijk, maar ze zal zeker nog meerdere vruchten afwerpen. Bovendien zijn wij de mening toegedaan, dat verschillende denominaties van kerkelijk en geestelijk leven eigensoortige bijdragen kunnen leveren, reden waarom ook voortdurend samenwerking met bevoegde vertegenwoordigers uit andere kerken of groeperingen wordt gezocht. Het is verblijdend, dat ook herhaaldelijk medewerking werd gevraagd. Te meer verheugend is dit verschijnsel, omdat aan onze commissie dichters medewerken van verschillende geaardheid, die al naar hun bijzondere aanleg, in oprechte onderlinge critiek, maar tevens in voorbeeldige eendracht, samenwerken. Hierdoor ook ontbreken geenszins de uitingen, die uit onze eigen tijd stammen, ze zijn zelfs een belangrijke bijdrage. In gezangen uit het verleden brachten wij liefst geen veranderingen aan. Met name de z.g. verbeteringen, die men later aanbracht om de gedachten en het taalgebruik glad te strijken naar later besef, moesten wij als ontoeIaatbare overschilderingen wegdoen. In elk geval zijn we bij alle vertalingen terug gegaan tot de originelen van de dichters zelf. Men kan deze werkzaamheid vergelijken met de restauratiewerkzaamheden, die aan oude kerkgebouwen geschieden, waarbij men de oude vormen tracht terug te vinden en uit de stijl vallende verbeteringen uit latere tijden wegdoet. Alle liederen uit deze proeve zijn nieuw. Hoogstens werd een enkel lied met een bepaalde bedoeling ergens reeds gepubliceerd of in een kerkdienst beproefd. Niemand make hieruit de gevolgtrekking, dat de commissie reeds bestaande of geliefde liederen voorbijgaat of geringschat. Daar is geen sprake van. Maar het is eenvoudig zo: deze bundel hoefde ze niet aan te bieden. Straks als het definitieve concept van de gehele gezangenbundel gereed is, zal wel blijken, hoeveel van de bekende liederenschat met eerbied wordt bewaard en overgeleverd. Deze bundel wordt door ons aanbevolen in de belangstelling van allen aan wie de zaak van bet kerklied ter harte gaat, om er kennis van te nemen en er naar behoeven mee werkzaam te zijn Een kerklied moet klinken tegen de klankbodem van de gemeente in de breedste zin des woords. De samenwerking met ter zake kundige vertegenwoordigers van andere kerken, die met soortgelijke arbeid bezig, verbmding met ons hebben gezocht, heeft ons voortdurend bewust doen blijven van het besef, dat wij niet werkten voor de Hervormde kerk alleen, maar voor de oecumene in Nederland. Zo alleen zal de volle resonantie waarneembaar zijn, waar dichters en samenstellers op rekenen. Het is daarom noodzakelijk de liederen niet lezende alleen, maar zingende in zich op te nemen. De hoop is gevestigd op actieve kerkkoren en andere groepen, die m kerkdiensten, op gemeenteavonden, in veremgingsverband en in huis de gezangen willen instuderen. In zulke gemeenschappen zijn verschillende van deze 102 gezangen ook ontstaan. Men zal bij het doornemen van de bundel een grote variatie in toon beluisteren. Daar moet men oor voor krijgen, en niet verwachten, dat elk lied op overeenkomstige mjze geliefd en vertrouwd zal kunnen worden. De aard der gezangen brengt soms mee, dat ze een zekere afstand bewaren. Er zijn statige, strakke hymnen opgenomen, die in hun verhevenheid eerbied wekken. Er zijn ook liederen, die zich als het ware meer naar de mens als enkeling toebuigen. Soms doen ze dat „lerende" min of meer. Soms doen ze een beroep op, of zingen ze vanuit de ervaringen van het persoonhjk leven. Zulke gezangen spreken met hun warme toon gemakkelijker aan en ziJn bestemd om populair te worden. Maar de gebruiker van de bundel moet zich toch niet alleen op deze laatste categorie instellen. Wij hebben ons begeven in de gewelven van de Kerk der eeuwen, waar het in elke hoek fluistert, klaagt of ruist van innige stemmen, maar waar ook overweldigend de golven dreunen van het dogma, dat tot lofzang werd. „Vele malen en op velerlei wijze" heeft God tot de generaties ges roken. Bijzondere aandacht vragen wij voor een genre van liederen, die gemaakt werden als vertolkingen van bepaalde bijbelfragmenten. Door de psalmberijming is men in Nederland vertrouwd met dit genre. Ook de Enige Gezangen behoren ertoe, wanneer zij berijmingen geven van de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon. Zo ontstonden in onze kring strofische bewerkingen van in het oog springende bijbelgedeelten. Wij hopen vurig, dat dergelijke Schriftgezangen (waarvan we hier slechts enkele voorbeelden geven uit het grote aantal, dat wij reeds hebben) vooral hen, die altijd enige reserve tegenover vrijere gezangen hebben gehad, zullen kunnen dienen om de predikmg der Schriften te doen vergezellen door het zingen der Schriften, zoals men dit reeds zolang in de psalmen en lofzangen heeft gedaan. Als algemeen kenmerk van het kerklied, zoals het door ons wordt verstaan, zien wij eenvoud, klaarheid en directheid. Deze zochten wij, aandachtig luisterend naar de bijbel, te verwerkelijken. Het bracht ons ertoe waakzaam te strijden tegen alle ingeslopen, en steeds op de loer liggende vervlakking. Wij waren niet bang om zeer gemaekeerde stemmen ruimte te geven, ook als wij van oordeel waren, dat deze in verband met de persoon van de maker, of de omgeving, waarin hij leefde en de geestesstroming, waarvan hij de tolk was, iets verder van ons wegstond. Luther, Paul Gerhardt, Jan Luyken, Novalis, Cowper, Grundtvig en Blumhardt zijn volkomen verschillende mensen geweest, maar de stem van geen hunner kan worden gemist. Uiteraard blijven er steeds vragen over omtrent de grenzen van het kerklied. Daar kan men over verschillen, zowel waar bet liederen van vroegere eeuwen als van de allerlaatste tijd betreft. Wij zijn ons ervan bewust dat zeer waardevolle liederen ontstaan zijn en ontstaan, die als klimop tegen de muren en over het dak van het kerkgebouw groeien en die men, als het zo valt, ook best eens in een samenkomst der gemeente gebruiken kan, maar die toch niet in het officiële kerkboek kunnen worden geplaatst. Dit kerkboek bedoelt zulk een groei niet te belemmeren, integendeel, het laat als het ware vele witte bladzijden open voor wat men er als persoonlijke dierbare ervaring in wil schrijven. Onze dichters werken zelf vaak genoeg ook mee in opdrachten van geheel andere b strekking dan die met de gemeentezang in verband staan. Wat het taalgebruik betreft, er werd bewust gebruik gemaakt van een verruimd rijmbesef. De rijmdwang van een oneindig aantal malen gebruikte en daardoor verbruikte woorden leidde juist op het terrein van het godsdienstig lied tot zinloze eenvormlgheid en onverdraaglijke cliche's. De saamhorigheid van melodie en tekst is in voortdurende samenwerking met de commissie voor de kerkmuziek beproefd. Deze commissie heeft menigmaal op het bestaan van kostbare melodieen opmerkzaam gemaakt, en dit heeft herhaaldelijk een dichter geinspireerd om een lied de vorm te geven, die daardoor gedragen kon worden. Dat ons werk niet volmaakt is, beseffen we maar al te goed. Daarom stellen we ons graag open voor critiek, wanneer deze gemaakt wordt na zorgvuldlge kennisneming van onze overwegingen, theologisch, hymnologisch en taalkundig. Er is geen regel opgenomen, waar niet zorgvuldige gemeenschappelijke overweging overheen gegaan is. Proeve heet onze bundel, dat betekent tenslotte een belofte. Deze belofte van meer mogen wij geven, omdat, zoaIs terloops reeds gezegd werd, een greep werd gedaan uit een enkele malen grotere hoeveelheid materiaal. Wanneer de arbeid der commissie straks tot een voorlopige afsluiting zal zijn gebracht-wie zou hier het woord klaarkomen durven gebruiken? - hopen wij aan onze opdrachtgever een definitieve concept-bundel te kunnen aanbieden. Daarin zullen dan ook zijn opgenomen, behalve vele vertalingen en schriftgezangen en vnje hederen, de zeer waardevolle gezangen uit de thans in gebruik zijnde bundel van 1938. Elk lied wordt tot de grond toe in zijn herkomst onderzocht en volgens de intenties van de dichter hersteld.
Namens het moderamen van de generale synode:
Namens de commissie voor de gezangen van de
raad voor de eredienst:
VOORWOORD Nieuwe Psalmberijming 1967 (=DATERING VOORWOORD /1968 DRUK) WOORD
VOORAF BIJ DE PSALMEN In vele gemeenten werd die berijming reeds bij wijze van "Proeve" in gebruik genomen. Het "groene boekje", dat in mei 1961 verschenen was, moest echter nog aan de goedkeuring van de kerken onderworpen worden, nadat de ingebrachte bezwaren waren getoetst en, waar nodig, ondervangen. Tussen november 1961 en februari 1967 heeft de werkcommissie 31 maal vergaderd om de kritiek van de zijde van particulieren en van kerkelijke vergaderingen zorgvuldig te overwegen. Het resultaat was een grondige revisie van de Proeve. Weliswaar bleven ruim vijftig psalmen onveranderd, maar daar staat tegenover dat er elf geheel opnieuw berijmd werden en dat de overigen min of meer ingrijpend werden gewijzigd. De herziene bundel werd als "revisie-1967" aan de kerken aangeboden. Op 21 juni 1967 is hij na uitvoerige bespreking door de Generate Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland en tegelijkertijd door de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor kerkelijk gebruik aanvaard. Dat deze aanvaarding plaatsvond met vrijwel algemene stemmen, was bijzonder verblijdend. Op veler aandrang is besloten, aan bet begin van de versregels geen hoofdletters meer te plaatsen, behalve waar een nieuwe zin aanvangt. Ook bleef de hoofdletter staan bij de naam
van God en bij eigennamen. Waar sprake is van God kregen alleen de
persoonlijke voornaamwoorden nog een hoofdletter, de overige
voornaamwoorden niet. Hierachter schuilen geen theologische
motieven, zoals een ontkenning van de Messiaanse zin van sommige
psalmen. De werk-commissie heeft eenvoudig het gebruik van hoofd- en
kleine letters in overeenstemming gebracht met de huidige spelregels
in de Nederlandse taal. Leestekens zijn spaarzaam aangebracht; de
apostrof is zoveel mogelijk vermeden. Buigingsuitgangen zijn alleen
gebruikt waar ze een functie hebben, dus tot verduidelijking van de
zinsbouw of ter wille van klank en melodie. De namen van de medewerkende dichters werden in bet "groene boekje" niet vermeld. Het ligt voor de hand, dat ze nu wel gepubliceerd worden. Tot degenen die intensief bij de arbeid in zijn eerste fase betrokken waren, behoren de dichters Fedde Schurer en Martinus Nijhoff. Nijhoff ontviel ons echter in het begin van 1953 door de dood. Schurer moest reeds in 1952 wegens andere werkzaamheden de kring verlaten. Behalve hun namen moet die van prof. dr. K. H. Miskotte genoemd worden. Voor de inspiratie die van hem uitgegaan is, zijn we hem dankbaar. Nog tijdens bet leven van Nijhoff, namelijk op een driedaagse conferentie te Nijmegen in juni 1952, constateerden de dichters dat de beste methode zou zijn: samenwerking in een soort van "dichtgenootschap". Heel veel is dan ook tot stand gekomen op de talrijke dichtersconferenties op "De Pietersberg" te Oosterbeek. Daar ontstond het dichterteam: dr. W. Barnard, A. C. den Besten, prof. dr. K. Heeroma, G. Kamphuis (tot 1954), W. J. van der Molen (tot 1960), prof. dr. J. W. Schulte Nordholt en ds. J. Wit. In een alfabetisch register, achterin deze bundel opgenomen, kan men nagaan, van welke dichter of dichters een bepaalde berijming afkomstig is. Tengevolge van de "dichtgenootschappelijke werkwijze" was het niet in alle gevallen gemakkelijk, de eigenlijke dichter(s) van een berijming vast te stellen. Niet alleen dat aan psalm 119 door vijf dichters - Barnard, Den Besten, Heeroma, Schulte Nordhof en - Wit -gewerkt is, maar herhaaldelijk hebben de dichters ook bijdragen - soms enkele regels, soms een hele strofe - geleverd aan berijmingen, waarvan zij zelf met als auteur te boek staan. Aan de hand van de archiefstukken zijn de auteursnamen echter zo zorgvuldig mogelijk vastgesteld. De dichters hebben hun arbeid gezien als dienst aan de Kerk. Vele leden der Kerk zullen het echter op prijs stellen te weten wie deze dienst verricht hebben. De Interkerkelijke Werkcommissie, die in 1958 als sub-commissie toegevoegd werd aan de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, heeft sinds haar ontstaan in mei 1953 haar werk verricht onder voorzitterschap van prof. dr. G. Kuiper te Amsterdam; dr. H. Schroten te Rotterdam was van meet af aan haar secretaris. De commissie bestond verder o.a. uit de hebraici prof. dr. M. A. Beek, prof. dr. W. H. Gispen en prof. dr. Th. C. Vriezen, de muziekdeskundigen A. C. Schuurman en drs. M. Geerink Bakker, de letterkundige adviseur dr. C. Rijnsdorp, en de dichters Barnard, Den Besten, Heeroma, Schulte Nordholt en Wit. De waarnemers van de Christelijke Gereformeerde Kerken, ds. A. Bikker (sinds 1953) en J. Lelsz, werden, toen deze Kerken in September 1965 tot de stichting toetraden, als leden van de werkcommissie benoemd. Sedert oktober 1965 werden de vergaderingen ook bijgewoond door twee waarnemers van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt), nl. prof. H. J. Schilder (van december 1966 tot februari 1967 wegens ziekte vervangen door ds. H. de Jong te Wageningen) en de musicus M. Lok te Zwolle. Leden van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming zijn thans: de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Doopsgezinde Societeit, de Remonstrantse Broederschap en de Evangelisch Lutherse Kerk. Haar statuten geven aan andere kerken gelegenheid tot toetreding. Over de aanvaarding van de psalmbundel voor kerkelijk gebruik beslist elke kerkgemeenschap volgens de bij haar gebruikelijke procedure. Voorzitter van de Stichting was van 1958 tot aan zijn overlijden in 1966 ds. P. D. Kuiper te Sassenheim. Hij is opgevolgd door dr. P. G. Kunst te Amsterdam. Haar secretaris is sinds de oprichting ds. F. H. Landsman te 's-Gravenhage. Het adres der Stichting is Carnegielaan 9, 's-Gravenhage. Alle auteursrechten op de bundel berusten bij de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, gevestigd te 's-Gravenhage. De Interkerkelijke Stichting voor de
Psalmberijming: De Interkerkelijke Werkcommissie voor de
Psalmberijming: 6 december 1967
Een plaats
ontzegd...
64 liederen uit het concept van de gezangencommissie,
Bosch & Keuning Baarn 1983
VOORWOORD
VERANTWOORDING
|
|
|