Index of /maus

Voorwoorden - rond Liedboek 1973

liedboeken  

 

 

150 Psalmen Proeve van een nieuwe berijming 1961

WOORD VOORAF

Een dubbele vreugde is ons de verschijning van deze proefbundel: alle honderdvijftig psalmen in nieuwe berijming en met de muzikale notatie!

In december 1958 verscheen het nu bij velen bekende boekje: "110 Psalmen. Proeve van een nieuwe berijming, aangeboden door de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming."

Om de zingende gemeente gelegenheid te geven tot kennismaking, beproeving en opbouwende critiek, werd toen uitgegeven wat op dat moment gereed lag; om technische en finaneiele redenen zonder muziek. Slechts node werd de muzikale notatie weggelaten: bepaalde onbekende melodieën kregen zodoende minder kans om opnieuw ontdekt te worden.

Des te meer stemt het de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, de Werkcommissie en alle medewerkende dichters tot voldoening en blijdschap, dat het mogelijk bleek de inmiddels gereedgekomen proeven van nieuwe berijming van alle honderdvijftig psalmen te doen verschijnen in een fleuriger gewaad, en met de muzikale notatie zoals deze door onze muzikale adviseurs was vastgesteld.

De Stichting heeft met genoegen gemerkt dat ook van rooms-katholieke zijde belangstelling voor deze protestantse proefbundel bestaat. In verband hiermede werd ook aan een rooms-katholieke uitgever toestemming verleend een aantal exemplaren van deze editie in de handel te brengen.

Wat betreft de muzikale notatie willen wij thans alleen mededelen, dat bij het noteren van de melodieën uitgangspunt was de uitgave van Geneve 1562.

De Heer Pierre Pidoux, organist te Montreux, zeggen wij voor enkele gegevens hartelijk dank. Wat men boven de melodieën genoteerd vindt, is het jaar van de oudste ons bewaard gebleven uitgave waarin wij de melodie in haar eerste en in haar definitieve vorm aantreffen.

Nadere gegevens omtrent componist, eerste uitgave etc. hopen wij in de definitieve psalmbundel te vermelden. Van de dichter M. Nijhoff, die in 1953 aan het werk der psalmberijming ontviel, zijn zes van de zeven psalmen die hij ons had nagelaten, ongewijzigd opgenomen. Overigens worden de namen der medewerkende dichters ook nu nog niet genoemd. Wordt deze nieuwe berijming door de Kerken aanvaard, dan zal bij definitieve invoering een en ander worden verteld over het ontstaan van deze bundel, over de werkwijze der commissie en de identiteit der medewerkende dichters.

De ingekomen reacties geven ons de gegronde hoop, dat dit volledige psalmboek gunstig zal worden ontvangen. In kerken_en scholen kan er nu uit gezongen worden. In gezinnen en verenigingen en op alle daarvoor in aanmerking komende bijeenkomsten kan men ermee kennismaken. De berijmingen sluiten aan bij de nieuwe bijbelvertaling; ieder voor zich kan beoordelen of aan de grondtekst recht gedaan is.

Inmiddels kunnen eventuele critische opmerkingen of voorstellen tot wijziging, ingezonden worden bij het secretariaat van de Interkerkelijke Werkcommissie voor de Psalmberijming, Carnegielaan 9 te 's-Gravenhage.

Allen die aan de totstandkoming van deze berijming hebben medegewerkt, spreken hun dank- baarheid nit voor het feit, dat interkerkelijke samenwerking in zo eensgezinde geest mogelijk bleek, - en de hoop, dat hun arbeid niet tevergeefs moge zijn, doch moge dienen tot lof van God, die elk nieuw geslacht een nieuw lied op oude wijze wil doen zingen met mond en hart.

 

De Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming:
Ds. P. D. Kuiper, voorzitter
Ds. F. H. Landsman, secretaris

 

De Interkerkelijke Werkcommissie voor de Psalmberijming:
Prof. Dr. G. Kuiper, voorzitter
Dr. H. Schroten, secretaris

 

VOORWOORD 102 GEZANGEN, 1965

BEGELEIDEND WOORD
De bundel, die wij hierbij aanbieden, is een proefbundel in deze zin, dat de Commissie voor de samenstelling van een nieuwe Gezangenbundel voor de Nederlandse Hervormde Kerk, die in opdracht van de Generale Synode van deze kerk nu een aantal jaren in het verborgene heeft gewerkt, hiermede een proeve levert van door haar vernchte arbeid. Toen de psalmberijming was voltooid, kon dit werk met nieuwe energie worden aangevat.

Dit boek is een Proeve, omdat het slechts een gedeelte omvat van hetgeen reeds ontstond en bezig is te ontstaan. Wij hebben reeds veel meer, dat eerst later in het licht zal komen. Het betrekkelijk willekeurig getal van 102 gezangen is daar een aanduiding van.

Het is ook een proeve, in zoverre het een beeld geeft van de verscheidenheid der liederen, die de commissie aan de kerk wil aanbieden. Er werd een keuze gedaan uit verschillende terreinen van een ontzaglijk wijd gebied, in historisch, geografisch en geestelijk opzicht. Men treft liederen aan uit de oudste christelijke hymnen gekozen, in de kerken der reformatie vrijwel vergeten. Ook enkele uit de middeleeuwen, vele uit de reformatietijd of de eeuw daarna, die zoveel schoons opleverden. Maar ook de 18e en 19e eeuw zijn met vergeten. Dan zochten wij niet alleen onze eigen letterkunde door, maar ook de omliggende landen Duitsland, Engeland, Frankrijk, Scandinavië. Van een nadere bestudering der oud-griekse hymnologie geeft deze proeve in een enkel voorbeeld blijk, maar ze zal zeker nog meerdere vruchten afwerpen. Bovendien zijn wij de mening toegedaan, dat verschillende denominaties van kerkelijk en geestelijk leven eigensoortige bijdragen kunnen leveren, reden waarom ook voortdurend samenwerking met bevoegde vertegenwoordigers uit andere kerken of groeperingen wordt gezocht. Het is verblijdend, dat ook herhaaldelijk medewerking werd gevraagd. Te meer verheugend is dit verschijnsel, omdat aan onze commissie dichters medewerken van verschillende geaardheid, die al naar hun bijzondere aanleg, in oprechte onderlinge critiek, maar tevens in voorbeeldige eendracht, samenwerken. Hierdoor ook ontbreken geenszins de uitingen, die uit onze eigen tijd stammen, ze zijn zelfs een belangrijke bijdrage.

In gezangen uit het verleden brachten wij liefst geen veranderingen aan. Met name de z.g. verbeteringen, die men later aanbracht om de gedachten en het taalgebruik glad te strijken naar later besef, moesten wij als ontoeIaatbare overschilderingen wegdoen. In elk geval zijn we bij alle vertalingen terug gegaan tot de originelen van de dichters zelf. Men kan deze werkzaamheid vergelijken met de restauratiewerkzaamheden, die aan oude kerkgebouwen geschieden, waarbij men de oude vormen tracht terug te vinden en uit de stijl vallende verbeteringen uit latere tijden wegdoet.

Alle liederen uit deze proeve zijn nieuw. Hoogstens werd een enkel lied met een bepaalde bedoeling ergens reeds gepubliceerd of in een kerkdienst beproefd.

Niemand make hieruit de gevolgtrekking, dat de commissie reeds bestaande of geliefde liederen voorbijgaat of geringschat. Daar is geen sprake van. Maar het is eenvoudig zo: deze bundel hoefde ze niet aan te bieden. Straks als het definitieve concept van de gehele gezangenbundel gereed is, zal wel blijken, hoeveel van de bekende liederenschat met eerbied wordt bewaard en overgeleverd. Deze bundel wordt door ons aanbevolen in de belangstelling van allen aan wie de zaak van bet kerklied ter harte gaat, om er kennis van te nemen en er naar behoeven mee werkzaam te zijn Een kerklied moet klinken tegen de klankbodem van de gemeente in de breedste zin des woords. De samenwerking met ter zake kundige vertegenwoordigers van andere kerken, die met soortgelijke arbeid bezig, verbmding met ons hebben gezocht, heeft ons voortdurend bewust doen blijven van het besef, dat wij niet werkten voor de Hervormde kerk alleen, maar voor de oecumene in Nederland. Zo alleen zal de volle resonantie waarneembaar zijn, waar dichters en samenstellers op rekenen.

Het is daarom noodzakelijk de liederen niet lezende alleen, maar zingende in zich op te nemen. De hoop is gevestigd op actieve kerkkoren en andere groepen, die m kerkdiensten, op gemeenteavonden, in veremgingsverband en in huis de gezangen willen instuderen. In zulke gemeenschappen zijn verschillende van deze 102 gezangen ook ontstaan.

Men zal bij het doornemen van de bundel een grote variatie in toon beluisteren. Daar moet men oor voor krijgen, en niet verwachten, dat elk lied op overeenkomstige mjze geliefd en vertrouwd zal kunnen worden. De aard der gezangen brengt soms mee, dat ze een zekere afstand bewaren. Er zijn statige, strakke hymnen opgenomen, die in hun verhevenheid eerbied wekken. Er zijn ook liederen, die zich als het ware meer naar de mens als enkeling toebuigen. Soms doen ze dat „lerende" min of meer. Soms doen ze een beroep op, of zingen ze vanuit de ervaringen van het persoonhjk leven. Zulke gezangen spreken met hun warme toon gemakkelijker aan en ziJn bestemd om populair te worden. Maar de gebruiker van de bundel moet zich toch niet alleen op deze laatste categorie instellen.

Wij hebben ons begeven in de gewelven van de Kerk der eeuwen, waar het in elke hoek fluistert, klaagt of ruist van innige stemmen, maar waar ook overweldigend de golven dreunen van het dogma, dat tot lofzang werd. „Vele malen en op velerlei wijze" heeft God tot de generaties ges roken.

Bijzondere aandacht vragen wij voor een genre van liederen, die gemaakt werden als vertolkingen van bepaalde bijbelfragmenten. Door de psalmberijming is men in Nederland vertrouwd met dit genre. Ook de Enige Gezangen behoren ertoe, wanneer zij berijmingen geven van de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon. Zo ontstonden in onze kring strofische bewerkingen van in het oog springende bijbelgedeelten. Wij hopen vurig, dat dergelijke Schriftgezangen (waarvan we hier slechts enkele voorbeelden geven uit het grote aantal, dat wij reeds hebben) vooral hen, die altijd enige reserve tegenover vrijere gezangen hebben gehad, zullen kunnen dienen om de predikmg der Schriften te doen vergezellen door het zingen der Schriften, zoals men dit reeds zolang in de psalmen en lofzangen heeft gedaan.

Als algemeen kenmerk van het kerklied, zoals het door ons wordt verstaan, zien wij eenvoud, klaarheid en directheid. Deze zochten wij, aandachtig luisterend naar de bijbel, te verwerkelijken. Het bracht ons ertoe waakzaam te strijden tegen alle ingeslopen, en steeds op de loer liggende vervlakking. Wij waren niet bang om zeer gemaekeerde stemmen ruimte te geven, ook als wij van oordeel waren, dat deze in verband met de persoon van de maker, of de omgeving, waarin hij leefde en de geestesstroming, waarvan hij de tolk was, iets verder van ons wegstond. Luther, Paul Gerhardt, Jan Luyken, Novalis, Cowper, Grundtvig en Blumhardt zijn volkomen verschillende mensen geweest, maar de stem van geen hunner kan worden gemist. Uiteraard blijven er steeds vragen over omtrent de grenzen van het kerklied. Daar kan men over verschillen, zowel waar bet liederen van vroegere eeuwen als van de allerlaatste tijd betreft. Wij zijn ons ervan bewust dat zeer waardevolle liederen ontstaan zijn en ontstaan, die als klimop tegen de muren en over het dak van het kerkgebouw groeien en die men, als het zo valt, ook best eens in een samenkomst der gemeente gebruiken kan, maar die toch niet in het officiële kerkboek kunnen worden geplaatst. Dit kerkboek bedoelt zulk een groei niet te belemmeren, integendeel, het laat als het ware vele witte bladzijden open voor wat men er als persoonlijke dierbare ervaring in wil schrijven. Onze dichters werken zelf vaak genoeg ook mee in opdrachten van geheel andere b strekking dan die met de gemeentezang in verband staan.

Wat het taalgebruik betreft, er werd bewust gebruik gemaakt van een verruimd rijmbesef. De rijmdwang van een oneindig aantal malen gebruikte en daardoor verbruikte woorden leidde juist op het terrein van het godsdienstig lied tot zinloze eenvormlgheid en onverdraaglijke cliche's.

De saamhorigheid van melodie en tekst is in voortdurende samenwerking met de commissie voor de kerkmuziek beproefd. Deze commissie heeft menigmaal op het bestaan van kostbare melodieen opmerkzaam gemaakt, en dit heeft herhaaldelijk een dichter geinspireerd om een lied de vorm te geven, die daardoor gedragen kon worden.

Dat ons werk niet volmaakt is, beseffen we maar al te goed. Daarom stellen we ons graag open voor critiek, wanneer deze gemaakt wordt na zorgvuldlge kennisneming van onze overwegingen, theologisch, hymnologisch en taalkundig. Er is geen regel opgenomen, waar niet zorgvuldige gemeenschappelijke overweging overheen gegaan is.

Proeve heet onze bundel, dat betekent tenslotte een belofte. Deze belofte van meer mogen wij geven, omdat, zoaIs terloops reeds gezegd werd, een greep werd gedaan uit een enkele malen grotere hoeveelheid materiaal. Wanneer de arbeid der commissie straks tot een voorlopige afsluiting zal zijn gebracht-wie zou hier het woord klaarkomen durven gebruiken? - hopen wij aan onze opdrachtgever een definitieve concept-bundel te kunnen aanbieden. Daarin zullen dan ook zijn opgenomen, behalve vele vertalingen en schriftgezangen en vnje hederen, de zeer waardevolle gezangen uit de thans in gebruik zijnde bundel van 1938. Elk lied wordt tot de grond toe in zijn herkomst onderzocht en volgens de intenties van de dichter hersteld.


1964

Namens het moderamen van de generale synode:
Ds. P. G. VAN DEN Hooff, praeses
Dr. E. Emmen, scriba

Namens de commissie voor de gezangen van de raad voor de eredienst:
Prof. dr. E. L. Smelik, voorzitter
Ds. A. W. Lazonder, secretaris

 
Over het muzikale gedeelte van de bundel handelt het opstel van J. van Biezen: De melodieen van de Gezangen in het Jaarboek voor de Eredienst 1961-1962, p.151-167, Uitg. Boekencentrum N.V., 's-Gravenhage.

 

 

 

VOORWOORD Nieuwe Psalmberijming 1967 (=DATERING VOORWOORD /1968 DRUK)

WOORD VOORAF BIJ DE PSALMEN
Het is de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming en de als sub-commissie aan haar toegevoegde Interkerkelijke Werkcommissie een grote vreugde, dat de nieuwe berijming van de 150 Psalmen nu als kerkboek kan verschijnen.

In vele gemeenten werd die berijming reeds bij wijze van "Proeve" in gebruik genomen. Het "groene boekje", dat in mei 1961 verschenen was, moest echter nog aan de goedkeuring van de kerken onderworpen worden, nadat de ingebrachte bezwaren waren getoetst en, waar nodig, ondervangen.

Tussen november 1961 en februari 1967 heeft de werkcommissie 31 maal vergaderd om de kritiek van de zijde van particulieren en van kerkelijke vergaderingen zorgvuldig te overwegen. Het resultaat was een grondige revisie van de Proeve. Weliswaar bleven ruim vijftig psalmen onveranderd, maar daar staat tegenover dat er elf geheel opnieuw berijmd werden en dat de overigen min of meer ingrijpend werden gewijzigd.

De herziene bundel werd als "revisie-1967" aan de kerken aangeboden. Op 21 juni 1967 is hij na uitvoerige bespreking door de Generate Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland en tegelijkertijd door de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor kerkelijk gebruik aanvaard. Dat deze aanvaarding plaatsvond met vrijwel algemene stemmen, was bijzonder verblijdend.

Op veler aandrang is besloten, aan bet begin van de versregels geen hoofdletters meer te plaatsen, behalve waar een nieuwe zin aanvangt.

Ook bleef de hoofdletter staan bij de naam van God en bij eigennamen. Waar sprake is van God kregen alleen de persoonlijke voornaamwoorden nog een hoofdletter, de overige voornaamwoorden niet. Hierachter schuilen geen theologische motieven, zoals een ontkenning van de Messiaanse zin van sommige psalmen. De werk-commissie heeft eenvoudig het gebruik van hoofd- en kleine letters in overeenstemming gebracht met de huidige spelregels in de Nederlandse taal. Leestekens zijn spaarzaam aangebracht; de apostrof is zoveel mogelijk vermeden. Buigingsuitgangen zijn alleen gebruikt waar ze een functie hebben, dus tot verduidelijking van de zinsbouw of ter wille van klank en melodie.
De muziek-notatie werd niet gewijzigd, alleen zijn enkele drukfouten verbeterd.

De namen van de medewerkende dichters werden in bet "groene boekje" niet vermeld. Het ligt voor de hand, dat ze nu wel gepubliceerd worden. Tot degenen die intensief bij de arbeid in zijn eerste fase betrokken waren, behoren de dichters Fedde Schurer en Martinus Nijhoff. Nijhoff ontviel ons echter in het begin van 1953 door de dood. Schurer moest reeds in 1952 wegens andere werkzaamheden de kring verlaten. Behalve hun namen moet die van prof. dr. K. H. Miskotte genoemd worden. Voor de inspiratie die van hem uitgegaan is, zijn we hem dankbaar.

Nog tijdens bet leven van Nijhoff, namelijk op een driedaagse conferentie te Nijmegen in juni 1952, constateerden de dichters dat de beste methode zou zijn: samenwerking in een soort van "dichtgenootschap". Heel veel is dan ook tot stand gekomen op de talrijke dichtersconferenties op "De Pietersberg" te Oosterbeek. Daar ontstond het dichterteam: dr. W. Barnard, A. C. den Besten, prof. dr. K. Heeroma, G. Kamphuis (tot 1954), W. J. van der Molen (tot 1960), prof. dr. J. W. Schulte Nordholt en ds. J. Wit. In een alfabetisch register, achterin deze bundel opgenomen, kan men nagaan, van welke dichter of dichters een bepaalde berijming afkomstig is.

Tengevolge van de "dichtgenootschappelijke werkwijze" was het niet in alle gevallen gemakkelijk, de eigenlijke dichter(s) van een berijming vast te stellen. Niet alleen dat aan psalm 119 door vijf dichters - Barnard, Den Besten, Heeroma, Schulte Nordhof en - Wit -gewerkt is, maar herhaaldelijk hebben de dichters ook bijdragen - soms enkele regels, soms een hele strofe - geleverd aan berijmingen, waarvan zij zelf met als auteur te boek staan.

Aan de hand van de archiefstukken zijn de auteursnamen echter zo zorgvuldig mogelijk vastgesteld. De dichters hebben hun arbeid gezien als dienst aan de Kerk. Vele leden der Kerk zullen het echter op prijs stellen te weten wie deze dienst verricht hebben.

De Interkerkelijke Werkcommissie, die in 1958 als sub-commissie toegevoegd werd aan de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, heeft sinds haar ontstaan in mei 1953 haar werk verricht onder voorzitterschap van prof. dr. G. Kuiper te Amsterdam; dr. H. Schroten te Rotterdam was van meet af aan haar secretaris. De commissie bestond verder o.a. uit de hebraici prof. dr. M. A. Beek, prof. dr. W. H. Gispen en prof. dr. Th. C. Vriezen, de muziekdeskundigen A. C. Schuurman en drs. M. Geerink Bakker, de letterkundige adviseur dr. C. Rijnsdorp, en de dichters Barnard, Den Besten, Heeroma, Schulte Nordholt en Wit. De waarnemers van de Christelijke Gereformeerde Kerken, ds. A. Bikker (sinds 1953) en J. Lelsz, werden, toen deze Kerken in September 1965 tot de stichting toetraden, als leden van de werkcommissie benoemd. Sedert oktober 1965 werden de vergaderingen ook bijgewoond door twee waarnemers van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt), nl. prof. H. J. Schilder (van december 1966 tot februari 1967 wegens ziekte vervangen door ds. H. de Jong te Wageningen) en de musicus M. Lok te Zwolle.

Leden van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming zijn thans: de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Doopsgezinde Societeit, de Remonstrantse Broederschap en de Evangelisch Lutherse Kerk. Haar statuten geven aan andere kerken gelegenheid tot toetreding. Over de aanvaarding van de psalmbundel voor kerkelijk gebruik beslist elke kerkgemeenschap volgens de bij haar gebruikelijke procedure.

Voorzitter van de Stichting was van 1958 tot aan zijn overlijden in 1966 ds. P. D. Kuiper te Sassenheim. Hij is opgevolgd door dr. P. G. Kunst te Amsterdam. Haar secretaris is sinds de oprichting ds. F. H. Landsman te 's-Gravenhage. Het adres der Stichting is Carnegielaan 9, 's-Gravenhage.

Alle auteursrechten op de bundel berusten bij de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, gevestigd te 's-Gravenhage.

De Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming:
Dr. P. G. Kunst, voorzitter
Ds. F. H. Landsman, secretaris

De Interkerkelijke Werkcommissie voor de Psalmberijming:
Prof. dr. G. Kuiper, voorzitter
Dr. H. Schroten, secretaris

6 december 1967

 

 

 

Liedboek voor de kerken 1973


TER VERANTWOORDING


Iets over de historie van het Liedboek

Het omvangrijke werk dat met deze uitgave is voltooid is in hoofdzaak voortgekomen uit een tweetal opdrachten van de generale synode der Nederlandse Hervormde Kerk. De door haar ingestelde Commissie voor de Psalmberijming kreeg tot taak, de mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een eigentijdse psalmberijming, welke die van 1773 zou kunnen vervangen. Daarnaast werd een Commissie voor de Gezangen belast met een aanvankelijk veel beperkter opdracht: revisie van het Hervormde gezangboek van 1938. Het werk van de Commissie voor de Psalmberijming, onder voorzitterschap van Prof. Dr. K. H. Miskotte en met Dr. H. Schroten als secretaris, kwam eerst tot werkelijke vorderingen, nadat zij in 1951 contact had opgenomen met de dichter Martinus Nijhoff. Het was door hem, dat spoedig ook een vijftal Jongere dichters bij de arbeid van de commissie betrokken raakte, dichters die na de bevrijding naar voren waren gekomen met poezie, waarin een stuk bijbelse inspiratie onmiskenbaar was: W. Barnard (Guillaume van der Graft), Ad den Besten, W. J. van der Molen, J. W. Schulte Nordholt en Jan Wit. Samen met de oudere Muus Jacobse (Prof. Dr. K. Heeroma) vormden zij een soort `dichtgenootschap' , dat na Nijhoffs vroege dood in 1953 diens werk voortzette. Een eerste proefbundel van 110 berijmingen verscheen in 1958. Inmiddels hadden ook de Gereformeerde Kerken zich geïnteresseerd getoond. De aanvankelijk Hervormde commissie werd als gevolg daarvan omgezet in een Interkerkelijke Werkcommissie onder leiding van de Neerlandicus Prof. Dr. G. Kuiper. Uit haar werkzaamheden resulteerde in 1961 de Proeve van een nieuwe berijming. Na grondige revisie werd in 1968 de definitieve uitgave van het rijmpsalter door de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming in het licht gegeven. Het is deze berijming, die het eerste deel vormt van dit Liedboek voor de kerken.


Wat de Gezangen betreft, - de totstandkoming van dit tweede deel van het Liedboek heeft aanzienlijk meer voeten in de aarde gehad. Omstreeks 1955 kwamen de werkzaamheden van de Hervormde Commissie voor de Gezangen, onder voorzitterschap van Prof. Dr. E. L. Smelik, in een beslissende fase. Om allerlei redenen leek het de Commissie ongewenst, tot herziening van de bundel-1938 te adviseren. Dit inzicht leidde tot een verzoek aan de Hervormde synode om ruimere bevoegdheden en tot een beroep op het reeds eerder genoemde dichterteam om hun gaven ook in dienst te stellen van de arbeid aan de gezangen. In dit stadium begonnen bovendien de Algemene Doopsgezinde Societeit, de Remonstrantse Broederschap en de Nederlandse Protestantenbond belangstelling te tonen. Van de zijde van de Gereformeerde Kerken werd in die tijd eveneens contact gezocht. De uitgave van de bundel 119 Gezangen - in 1964 - is mede te zien als een eerste, ofschoon nog onvoldragen vrucht van het gezamenlijk overleg. Nauwelijks minder onrijp was trouwens de bundel 102 Gezangen, samengesteld op aandrang van de Nederlands-Hervormde synode. Toen deze in 1965 eindelijk verscheen, kon zij ternauwernood nog als representatief gelden voor wat er bezig was te ontstaan. Eind 1965 kon het 713 liederen tellende concept voor een nieuw gezangboek aan de synode der Nederlandse Hervormde Kerk en aan de andere participerende kerken ter beoordeling worden aangeboden. Het werd over het algemeen gunstig ontvangen, maar wel werd terwille van de hanteerbaarheid en de betaalbaarheid op beperking van het aantal liederen aangedrongen. Het was in dit stadium, dat ook de Evangelisch Lutherse Kerk, die nog pas in 1956 een eigen nieuw gezangboek had ingevoerd, bij monde van Prof. Dr. W. J. Kooiman de wens tot samenwerking uitsprak. Daarop werd in 1966 de Interkerkelijke Commissie voor de Gezangen gevormd, die op het laatst werd voorgezeten door Ds. A. W. Lazonder, te voren secretaris van de Hervormde Gezangen-commissie. Zij legde na een overleg van enkele jaren een nieuw concept voor met 491 liederen, waaronder vele die niet tot het oorspronkelijke concept hadden behoord. Het is in 1970 door alle participerende kerken aanvaard en wordt met deze uitgave aan de kerken ten gebruike aangeboden.

 


Liederen uit de schat der eeuwen - liederen van nu

Alle eeuwen door is de christelijke kerk een zingende kerk geweest. In haar lied gaf zij antwoord op het Woord dat haar van Godswege bereikte; in haar lied verblijdde zij zich over het heil dat aan mensen geschonken is; in haar lied klaagde zij haar nood, als zij zich van dat heil verstoken dacht. Zo is het ook in Israel geweest. Ja, men kan gerust zeggen, dat de psalmen van Israel de hele geschiedenis door inspirerend zijn geweest voor het geestelijk lied van de christelijke kerk. Het is dan ook niet toevallig, dat dit Liedboek opent met het volledige psalter. Afgezien van deze liederen van Israel, zal het opvallen, dat de onderscheiden perioden van de kerkgeschiedenis in deze bundel evenwichtiger vertegenwoordigd zijn dan in de bundels die tot dusver in de verschillende kerken hebben dienst gedaan. Maar niet alleen in historisch (en geografisch) opzicht is de inhoud wijder gespreid; ook op zijn geestelijk gehalte getoetst, zal deze bundel blijken een veel geschakeerder beeld te geven van hetgeen de gemeente van Christus de eeuwen door zingend beleden heeft dan welk gezangboek ook. Zo vindt men hier liederen uit de hymnische traditie van de oud-christelijke kerk in West en Oost en uit die van de Middeleeuwen, maar uiteraard in niet mindere mate liederen uit de reformatorische en na-reformatorische tijd, uit de periode van Pietisme en Verlichting, evengoed als uit de tijd van Reveil en Methodisme. Zij zijn met zorg bijeengezocht uit verschillende taalgebieden, niet in de laatste plaats uit het Nederlandse.
[1]


Bijzondere aandacht werd geschonken aan het eigentijdse lied. Want hoezeer een kerkelijk liedboek ook zal moeten getuigen van verbondenheid met de traditie van de christelijke kerk, toch is het onmiskenbaar dat allerlei woorden en beelden, waardoor vorige generaties zich aangesproken hebben gevoeld, tijdgebonden zijn geweest, waardoor de zeggingskracht van verscheidene oude liederen sterk verminderd is. Daarom sprak het vanzelf, dat de samenstellers van deze bundel er steeds op bedacht zijn geweest, juist ook hedendaagse uitingen en vormgevingen van menselijk getrof£en-zijn door de bijbelse boodschap op hun betekenis voor dit gezangboek te beproeven.

 


Opzet en inhoud, tekst en melodie

Over de opzet van het Liedboek behoeft naar onze mening niet veel te worden gezegd. De bundel volgt slechts gedeeltelijk de gang van het `kerkelijk jaar'. Een strikte liturgische ordening van de eredienst, waarbij wordt uitgegaan van vaste lezingen en gebeden, wordt immers slechts in een enkele participerende kerk gevonden. Wel zullen zij die zich nauw bij een kerkelijke kalender willen aansluiten bemerken, dat er voor vrijwel iedere specifieke zondag passende liederen aanwezig zijn.

Wat de inhoud van de bundel betreft, - men zal er liederen van zeer verschillend type in aantreffen. Daarvan dient een bepaald genre speciaal te worden vermeld: In de rubriek `Bijbelliederen' zijn liederen bijeengebracht zoals we ze bijvoorbeeld in de Lofzang van Zacharias en de Lofzang van Maria reeds lang kenden: getrouwe, de grondtekst op de voet volgende vertolkingen van bepaalde, meest hymnische gedeelten uit Oude of Nieuwe Testament. Daarnaast zal men ook teksten aantreffen, die een meer parafraserend karakter dragen, maar toch even duidelijk geinspireerd zijn op onmiddellijk herkenbare bijbelplaatsen. Voor een gemeente die Gods woord liefheeft moet het een vreugde zijn, de lezing en prediking der Schriften te begeleiden met het zingen van liederen als deze.

 
Wat de schrijf
wijze der teksten betreft is uitgegaan van de thans in gebruik zijnde spelling, waarbij een uitzondering werd gemaakt voor de oud-nederlandse liederen. Ten aanzien van de naamvals-n zijn de huidige spel-regels niet consequent toegepast. In sommige gevallen hebben de dichters terecht op handhaving van de buigings-n aangedrongen. Het gaat hier in bepaalde gevallen immers om meer dan een onbelangrijke medeklinker, omdat door bet weglaten ervan niet zelden ook de klank van de voorafgaande klinker verandert. Bij het gezongen lied betekent dit vaak een gevoelig verlies. In dit verband moet ook iets worden gezegd over de relatie van woord en toon. Liederen behoren vooral zingende te worden beproefd en beoordeeld, - anders doet men ze in wezen onrecht. Bij het werk aan deze bundel is veel tijd en aandacht besteed aan de saamhorigheid van tekst en melodie. Hedendaagse componisten en kerkmusici hebben hun best gedaan om nieuwe teksten zo goed mogelijk tot klinken te brengen. Bovendien is van hun kant herhaaldelijk opmerkzaam gemaakt op ten onrechte vergeten kostbare melodieen uit de schat der eeuwen. Niet zelden hebben juist deze de dichters tot nieuwe liedteksten geïnspireerd en daarmee in dubbele zin onze bundel verrijkt.

 


Voor de kerken

In zijn titel heeft dit Liedboek de aanduiding meegekregen, dat het bestemd is voor de kerken. Men kan daarbij denken zowel aan verschillende kerkgenootschappen, als ook aan plaatselijke gemeenten, ja zelfs aan al die plaatsen waar de lof van God wordt gezongen. Dat hierbij tevens aan de huisgemeente is gedacht, blijkt uit de ondertitel. Wij hopen echter niet minder, dat dit Liedboek in de scholen zal worden gebruikt. Wanneer de kinderen deze liederen leren zingen, volgen de kerken vanzelf. Een aantal liederen, vermeld in een apart register, leent zich wel bij uitstek om door kinderen gezongen te worden, hoewel dit niet betekent dat zij uitsluitend voor kinderen geschikt zouden zijn. Het zal velen goed doen te bemerken dat ook de kinderen in het Liedboek enigszins `aan hun trekken komen'.


Liedboek voor de kerken
, -- nog niet zo lang geleden zou her verschijnen van zulk een bundel in Nederland ondenkbaar zijn geweest. In dit licht gezien, is de vertraging van de uitgave dan ook vooral als winst te waarderen. Het was een bijzondere ervaring, vast te stellen dat de opvattingen over het kerkelijk lied in de verschillende kerken tenslotte zó weinig uiteenliepen, dat het ideaal van een gemeenschappelijke bundel te realiseren bleek. Evenwel wordt onze vreugde hierover enigszins getemperd door de wetenschap dat niet alle reformatorische kerken aan de uitgave van dit Liedboek deelnamen. Ook de Rooms-Katholieke Kerk meende, dat het nog niet de tijd was om officieel deel te nemen, maar het stemt tot blijdschap, dat enkele roomskatholieke dichters en componisten een belangrijke bijdrage hebben geleverd.
Interkerkelijke arbeid zonder het brengen van offers is een onmogelijkheid. Wel niemand zal door dit boek ten volle worden bevredigd en iedereen zal wel een aantal liederen kunnen aanwijzen, waaraan hij of zij geen behoefte gevoelt. Wij zijn er echter van uitgegaan, dat elke participerende kerk er recht op had een zekere voorkeur voor bepaalde liederen te doen gelden. Wat de een om allerlei redenen niet of minder aanspreekt, kan voor een ander de bijna onmisbare vertolking van zijn geloofsbeleving betekenen, en bovendien.. . niemand is gedwongen, al deze liederen te zingen of te laten zingen.


Bepaalde, soms geliefde liederen zal men in deze bundel missen. Ten aanzien van de beslissing over al of niet opnemen daarvan kan de Interkerkelijke Commissie verklaren, dat zij geen bekende en geliefde liederen met aanvaardbare inhoud heeft laten vervallen, indien niet het daarin uitgesprokene, naar haar inzicht, in andere teksten sterker was uitgedrukt. Men zal bij de beoordeling van deze bundel dan ook niet allereerst moeten gaan speuren, of het "eigen" lied er wel in voorkomt, maar veeleer moeten nagaan, welke essentiële elementen van het christelijk belijden erin vertolkt zijn en of dat in voldoende mate is geschied. Wie dat doet, zal, hoe dan ook, tot de conclusie komen, dat de rijkdom van het geloofsleven in deze bundel belangrijk beter tot zijn recht komt dan in de vroegere Nederlandse gezangboeken.
Onze arbeid is nu afgesloten. Daarmee is niet gezegd, dat de arbeid aan de vernieuwing van het kerkelijk lied is afgesloten. Er zullen, naar wij hopen, nieuwe liederen blijven ontstaan, die straks een verrijking voor het Nederlandse kerklied kunnen betekenen. In die zin blijft ons werk naar de toekomst open.


A. W. Lazonder
,
voorz. Interkerkelijke Commissie voor de Gezangen


voetnoot 1:
Het teken * achter de naam van de dichter geeft aan, dat meer of minder belangrijke wijzigingen in de tekst zijn aangebracht.
Het teken v achter de naam van dichter of componist verwijst naar enige Bijzondere Vermeldingen, welke te vinden zijn op bladzijde 795
(803, na de derde druk waarin extra vorwoorden, verbeteringen, en enkele wijzigingen (bijv. Niet meer de vreemde taal als titel van een lied, maar de Nederlandse).

 

Een plaats ontzegd... 64 liederen uit het concept van de gezangencommissie, Bosch & Keuning Baarn 1983

VOORWOORD
Deze uitgave van het Instituut voor Liturgiewetenschap van de Faculteit der Godgeleerdheid te Groningen heeft ten doel om die liederen in het licht te geven, die wel in het concept van de gezangencommissie voor het Liedboek voor de kerken gestaan hebben, maar die niet in het Liedboek zijn opgenomen, noch elders gepubliceerd. De bundels waarin de reeds eerder gepubliceerde liederen uit het concept te vinden zijn worden in het nawerk van dit boekje opgegeven. Het boekje zelf is als informatie bedoeld voor in het kerklied geinteresseerden.
De auteursrechten van de liederen zijn voorbehouden aan de dichters en componisten of aan hun rechthebbenden. Dit zij met nadruk gesteld. Voor overname in andere bundels en voor het publiceren van begeleidingen, koorzettingen, etc. richte men zich tot de betrokkenen.
De liederen zijn opgenomen in de volgorde die ons historisch verantwoord leek en dus niet in rubrieken, zoals in de meeste kerkboeken.
Wij danken op deze plaats de componisten en dichters of hun nabestaanden hartelijk voor de zo grif verleende toestemming. Zonder hun medewerking zou deze uitgave niet tot stand gekomen zijn.
Wij hopen hen die het kerklied ter harte gaat met deze uitgave een plezier te doen.
Jan Wit

VERANTWOORDING
In deze bundel, die een documentair karakter draagt, zijn die liederen uit het concept van de gezangencommissie bijeengebracht die, om welke reden dan ook, niet werden opgenomen in het Liedboek voor de kerken en ook nergens anders vastgelegd zijn, met dien verstande dat ook liederen die zonder melodie elders gepubliceerd werden uit deze bundel zijn weggelaten. Een lijst van bundels en boeken waarin weggelaten liederen te vinden zijn volgt hierna.
In feite hebben wij ons beperkt tot liederen en vertalingen uit de 20e eeuw, aangezien toekomstige bundelsamenstellers ongetwijfeld zelf een keuze zullen willen maken uit de voorhanden zijnde liederen van vorige eeuwen.
De opzet van deze uitgave brengt met zich mee dat een ordening volgens het principe van het Liedboek voor de kerken geen zin had; derhalve is gekozen voor een volgorde naar tijd van ontstaan en taal van de oorspronkelijke teksten.
In een enkel geval moest op gezag van de betrokken dichter een lied worden weggelaten, b.v. de vertaling van 'A toi la gloire' door J. W. Schulte Nordholt. Een andere vertaling van dit lied heeft het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland onder nummer 202. Voorts is weggelaten de ene strofe uit een veel langer lied van Thomas Blaurer, vertaald door Ad den Besten, die in het concept als zelfstandig lied werd opgenomen. Ook van zijn vertaling van het Hongaarse lied 'Gyozhetetlen en koszalom' (Jezus Gij aan 't kruis geheven) wilde Den Besten afstand nemen.
Zijn de liederen van de andere dichters ongewijzigd opgenomen, voor die van Den Besten moest een uitzondering worden gemaakt. Van veel vertalingen was inmiddels een versie 1977 ontstaan, waaraan de dichter de voorkeur gaf en die wij dan ook op zijn verzoek hebben afgedrukt.
Wat de muziek betreft zijn er enkele aanvullingen en afwijkingen te melden. Van de hier opgenomen liederen bleef in het concept zonder melodie 'Heer voor uw adem bevreesd'. Dit lied kreeg een speciaal voor deze uitgave geschreven melodie van Willem Vogel.
Het lied 'Lieve Here Jezus, laat ons leven' kreeg een andere melodie van dezelfde componist, Willem Vogel.


[Casper Honders?]

Volgens de flaptekst getekend Casper Honders is het werk aan deze uitgave begonnen door
Wit ( 1980); De uitgave kadert in het onderzoek van het Instituut voor de muziekwetenschap, RU Groningen, en is nr. 1 ineen serie Kunst & Liturgie]