Gezang 435
Melodie is afkomstig uit het gekende 'Freylinghausen's Gesangbuch' 1704 (Halle). Componist onbekend. Onderaan de zetting uit het Liedboek (= uitgeschreven becijferde bas)
Zeer interessant lied: de dichter is niemand minder dan Gottfried Arnold (1666-1714), de man van de 'Unparteiische Kirchen- und Ketzerhistorie' (An epoch-making work of ecclesiastical history , published 1699/1700, Oxford reference) een studie waarin hij de ketters (en hun opvatting) niet als ketters behandelt (d.w.z. bestrijdt, weerlegt, aanvalt), maar op hun mérites probeert te beoordelen, recht te doen. Zelf streng piëtist, op het separatistische af. Naarmate hij ouder wordt gaat hij nog meer beseffen - raakt hij er nog meer van overtuigd/doordrongen - dat de waarheid van het (christelijk) geloof niet uitwendig vast te leggen is, maar in innerlijke ervaring - gewaarwording - is te vinden. Maar pas op, dat is niet een 'zich afkeren van de wereld'. Integendeel: Innerlijke ervaring leidt juist tot empathie. Degene die zelf van 'banden' verlost is, zal strijden voor andermans 'verlossing'. Vandaar dit lied van de vrijheid, bevrijding... Vreemd eigenlijk dat er zo weinig zijn die dat thema bespelen. En in dit lied barst de vrijheid lost... verbreekt de banden. De bijbeltekst uit Micha, waar God als een 'doorbreker voor de mens uit trekt' speelt hier een rol.* Een gedreven lied, hartstochtelijk zelfs. Blijven zingen, zou ik zeggen, ook al staat het niet meer in het Liedboek. [onderaan de pagina een vierstemmige koorzetting]
1 O verbreker aller banden,
Gij die ons vertrouwen
zijt,
bij wie schade zelfs en schande
hemel wordt en heerlijkheid,
tuchtig Adams trotse zonen
in hun eigenzinnigheid,
tot Ge uw
aangezicht zult tonen
en hen uit de kerker leidt.
2
Heer, ons lot is in uw handen,
en het is uw hartewens,
naar uw beeld
ons te verand'ren,
Jezus Christus, nieuwe mens.
O Gij zijt ons zeer
genegen,
ook al doet uw liefde pijn
en al smaalt men allerwegen,
dat wij uw gevang'nen zijn.
3 Zie ons lijden, Heer,
tezamen
met de ganse creatuur;
zie toch, hoe uw erfgenamen
zuchtend
uitzien naar het uur,
dat zij 't juk af mogen schudden,
het
vernederende juk
der vergeefsheid, ach wij bidden:
breek het stuk,
Heer, breek het stuk!
4 Kom toch om de macht te
breken
van de vorst der duisternis;
geef in ons bestaan een teken,
dat de zege zeker is;
hef ons op uit onze zonden,
werp de duiv'len bij
ons uit,
want de vrijheid moet gevonden,
Heer, vervul Gods
raadsbesluit!
5 Duur hebt Gij uw volk verworven
en
alleen van U zijn wij.
Heer, zowaar Gij zijt gestorven,
maak ons nu
ook waarlijk vrij.
O, uw heil zal spoedig komen,
Gij laat ons niet
ledig staan:
schoner dan de schoonste dromen
breekt de dag der
vrijheid aan.
Micha 2:13 De doorbreker trekt vóór hen op; zij breken door en trekken door de poort en gaan daardoor uit; en hun koning trekt vóór hen uit, en de Here aan hun spits. [terug]