Een lied van J.J.L. ten Kate, de 19de eeuwse dominee-dichter bij uitstek. En dichten kon hij! Misschien ging het hem iets te gemakkelijk af. Het ronkt nogal. Vaak geciteerd is het spotvers van Fred. van Eeden over dominee Ten Kate:
1 Laat m’ in U blijven, groeien, bloeien,
O Heiland,
die de wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
Of ’k ben en wis verderf gewijd;
Doorstroom, beziel en
zegen mij,
Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij.
2 Wat vruchten zal de landman plukken,
Die blaadren, maar
geen bloesems ziet?
Leer mij de zelfzucht onderdrukken,
Die niet dan wilde loten schiet!
Des landmans wijsheid
snijd’ en snoei’,
Opdat de druif te voller bloei’.
3 Ik kan mij zelf geen wasdom geven:
Niets kan ik
zonder U, o Heer!
In uw gemeenschap kiemt er leven
En levensvolheid meer en meer!
Uw Geest zij in mij
uitgestort;
De rank, die U ontvalt, verdort.
4 Daarom herhaal het duizendwerven,
Herhaal het, Heer! van
uur tot uur:
„Die zich aan Mij niet houdt zal sterven,
De doode ranken zijn voor ’t vuur.”
Geef dat ik naauwer m’
aan U bind,
Hoe zwakker ik mij zelven vind.
5 Neen, Heer! ik wil van U niet scheiden,
’k Blijf d’ uw’
altijd! blijf Gij de mijn’!
Uw liefde moet alom mij leiden,
Uw leven moet mijn leven zijn,
Uw licht moet schijnen in
mijn huis:
Bij kruis naar kracht, en kracht naar kruis.
6 Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
Dan wint mijn
ziel door U in kracht!
Het werk, in needrigheid begonnen,
Wordt dan in heerlijkheid volbragt!
Wat in de windslen
sliep, ontbot,
En komt in ’t licht, en rijpt voor God.
7 Welaan, mijn Heiland! Blijf mij dragen!
Leer mij de winterkou
doorstaan!
En breek'*, na dorre lentedagen,
een volgeladen zomer aan!
Dan werp ik mee, voor de oogst van 't graf,
Aan 's Vaders voet mijn
vruchten af!
* = aanvoegende wijs: 'Breke aan' > Laat aanbreken