Een lied van J.J.L. ten Kate, de 19de eeuwse dominee-dichter
bij uitstek. En dichten kon hij! Misschien ging het hem iets te
gemakkelijk af (Het ronkt nogal in onze oren...). Vaak geciteerd is het spotvers van Fred.
van Eeden over dominee Ten Kate:
Dit lied blijft echter toch wel overeind, vind ik. Het telt in de vervolgbundel van de evangelische gezangen 6 coupletten (1866), in zijn verzamelde gedichten 7 (een persoonlijk slotvers!). Het liedboek behield er 4 (zo ook reeds de Hervormde Bundel 1938).
Hier de de versie zoals afgedrukt in de vervolgbundel (1869) en daaronder zoals in 'Lente-leven' (keuze uit de verzen van J.J.L. ten Kate uit 1909), p. 244-5. In de verzamelde gedichten staat onder dit lied als jaartal 1859. Tenslotte het complete lied met de weggelaten strofen schuin gedrukt en het zevende couplet. Kopieerbare tekst. NB: Ten Kate heeft tussen de publicatie en de vervolgbundel nog wel enkeel wijzigingen aangebracht (best interessant om te vergelijken ! Ik heb de zinnen met wijzigingen gehighlighted).
1 Laat me in U blijven, groeien, bloeien,
O Heiland,
die de wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
Of ’k ben en wis verderf gewijd;
Doorstroom, beziel en
zegen mij,
Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij.
2 Wat vruchten zal de landman plukken,
Die blaadren, maar
geen bloesems ziet?
Leer mij de zelfzucht onderdrukken,
Die niet dan wilde loten schiet!
Des landmans wijsheid
snijd’ en snoei’,
Opdat de druif te voller bloei’.
3 Ik kan mij zelf geen wasdom geven:
Niets kan ik
zonder U, o Heer!
In uw gemeenschap kiemt er leven
En levensvolheid meer en meer!
Uw Geest zij in mij
uitgestort;
De rank, die U ontvalt, verdort.
4 Daarom herhaal het duizendwerven,
Herhaal het, Heer! van
uur tot uur:
„Die zich aan Mij niet houdt zal sterven,
De doode ranken zijn voor ’t vuur.”
Geef dat ik naauwer m’
aan U bind,
Hoe zwakker ik mij zelven vind.
5 Neen, Heer! ik wil van U niet scheiden,
’k Blijf d’ uwe
altijd! blijf Gij de mijn’!
Uw liefde moet alom mij leiden,
Uw leven moet mijn leven zijn,
Uw licht moet schijnen in
mijn huis:
Bij kruis naar kracht, en kracht naar kruis.
6 Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
Dan wint mijn
ziel door U in kracht!
Het werk, in needrigheid begonnen,
Wordt dan in heerlijkheid volbragt!
Wat in de windslen
sliep, ontbot,
En komt in ’t licht, en rijpt voor God.
7 Welaan, mijn Heiland! Blijf mij dragen!
Leer mij de winterkou
doorstaan!
En breek'*, na dorre lentedagen,
een volgeladen zomer aan!
Dan werp ik meê, voor de oogst van 't graf,
In 's Vaders schoot mijn
vruchten af!**
* aanvoegende wijs: 'Breke aan' > Laat aanbreken