Gezang 419
Dit lied stond al in de bundel van 1938. Het is een selectie en bij tijden sterke bewerking van een van de 'aandachtige liederen' van G. A. Bredero (1585-1618), die de oudere generaties nog kennen uit de lessen Nederlands... van zijn (nog steeds goed te pruimen) 'kluchten'. Zijn liederen zijn na zijn overlijden verzameld in Boertigh, Amoreus, en Aendachtigh Groot Liedt-boeck (1622). De oorspronkelijke tekst van dit lied onderaan de pagina. De melodiekeuze is van Bredero (of zijn uitgever) zelf : Stemme: UIt den diepten, o Heere!, Datheens versie van psalm 130.
1 O God die de gedachten
der mensen ziet en leest,
Gij
weet wat zij betrachten
in 't midden van hun geest,
waar zij zich toe
begeven,
het zij tot goed of kwaad,
in dit ellendig leven
dat als
een wind vergaat.
2 Ik heb door mijn misdaden
en
gruw'len onbepaald
in plaats van uw genade
uw straf op mij gehaald.
Och, ik en kan niet rusten
van eigen wil verwoed,
want, laas, mijn
kwade lusten
die drijven mij van 't goed.
3 Och, had
ik kunnen horen
uw inspraak eer ik viel!
Zo zoud' ik nu uw toren
niet dragen op mijn ziel,
zo zoud ik nu niet dulden
de heimelijke
smart
van mijn bekende schulden,
geloofspand op mijn hart.
4
O Heer, ik ben verwonnen,
ik ken 't in mijn gemoed.
Maak van mijn ogen
bronnen
van water en van bloed,
die tot de hemel springen
tot voor
uw majesteit,
op dat zij U bedwingen
tot uw barmhartigheid.
5
Doe toch zo grote dingen
aan mij, benauwde man,
dat daar uw eng'len
zingen
in eeuwigheden van.
Uw goedheid en het wonder
dat niet kan
zijn voleerd,
dat is dat Gij een zonder
zo zalig hebt bekeert.
--
Uit de editie te vinden in de onvolprezen DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/bred001lied02_01/index.php = p. 86 / verklarende noten p. 115
Titel: Geestig geestelijk;
1 betrachten overwegen;
2 mij verbloemen mij mooi
voordoen; dekken met de liên een voorwendsel zoeken zoals andere
mensen;
te ver getreden te vergezocht; voor uwe goedigheid
om uw goedertierenheid te beseffen;
3 gruw'len onbepaald
talloze gruwelijke daden; van eigen wil verwoed door mijn eigen wil
meegesleurd;
4 gierig naar belust op; noest hevig;
5 meren merries;
6 inspraak vermanende stem;
bekende door mij erkende; geloospand op mijn hart waarvoor
mijn hart als pand van aflossing dient;
8 kraaltjes
koraaltjes,engelenkoren.
Geestig liedeken
Stemme: Uit de diepten, o Here!
1 O God, die de gedachten
der mensen ziet en leest!
Gij weet wat zij
betrachten
in 't midden van hun geest,
waar zij zich toe begeven,
hetzij tot goed of kwaad,
in dit ellendig leven,
dat als een wind vergaat.
2 Wat wil ik mij verbloemen
en dekken met de liên,
en u de wereld
noemen
die ik nog niet kan zien.
't Is al te ver getreden,
'k wil in
mijzelve gaan,
voor uwe goedigheden,
die 'k
heb te zeer misdaan.
3 Ik heb door mijn misdaden
en gruw'len onbepaald
in plaats van uw
genade
uw straf op mij gehaald.
Och, ik en kan niet rusten,
van eigen
wil verwoed,
want laas! mijn kwade lusten
die drijven mij van 't goed.
4 Helaas, ik ben te gierig
naar mijn verderf en schand',
ik volg nog al
te vierig
mijn beestig onverstand.
Ik ben vervreemd van rede,
mijn
zinnen wild en woest,
vol ongeregeldheden,
die hollen even noest.
5 Gelijk twee dolle meren
in onbedwongen run
onmoog'lijk zijn te keren,
maar vliên door dik en dun,
tot zij hun meester storten
in 't water of in
't slijk,
zo doen zij mij verkorten
mijn leven jammerlijk.
6 Och, had ik kunnen horen
uw inspraak eer ik viel!
Zo zou ik nu uw
toorn
niet dragen op mijn ziel,
zo zou ik nu niet dulden
de heimelijke
smart
van mijn bekende schulden,
geloospand op mijn hart.
7 O Heer, ik ben verwonnen,
ik ken 't in mijn gemoed,
maak van mijn
ogen bronnen
van water en van bloed,
die tot de Hemel springen
tot voor
uw Majesteit,
opdat zij u bedwingen
tot uw barmhartigheid
8 Doe toch zo grote dingen
aan mij, benauwde man,
dat daar uw kraaltjes
zingen
in eeuwigheden van
uw goedheid en het wonder,
dat niet kan zijn
vol-eerd,
dat is dat gij een zonder
zo zalig hebt bekeerd.
9 Zo zullen alle mensen
(tenminste zullen 't dien,
die mijn welvaren
wensen
en gaarne zouden zien)
u op de aarde loven
tot in uw hemelrijk
en d' engeltjes hierboven
u prijzen eeuwelijk.