 
	Als Godes Zoon zal heersen over al (gezang 276)
Het slaaplied van Jacob Revius, op de melodie van De Engelse Vaarwel... Als u een fluitist, luitspeler of gitarist (of clavecinist) in de buurt hebt, dit is zijn/haar kans. Talloze variaties zijn op deze melodie geschreven. Onderaan de pagina Jan van Biezen's zetting van de melodie (naar Valerius' Gedenk-klank - Engels Farwel, Wanneer ick slaep... is de tekst/melodie waardoor Revius werd geďnspireerd tot zijn geestelijk slaaplied): "O slaap, o zoete slaap..." - Revius' lied is een mooi voorbeeld van een geestelijke contrafact: De tekst wordt op herkenbare wijze vergeestelijkt. Onderaan de pagina het wereldse slaap-, annex liefdesliedje, zoals bij Florimond van Duyse afgedrukt.
	
De tekst is zoals altijd bij Revius bedriegelijk eenvoudig. Knap. De slaap is 'des todes Bruder' geworden (om naar Bach te verwijzen). Tegelijk is de opstanding, de verrijzenis zo reëel, dat het woord dood niet eens valt. En de ziel rust.
	
1   Als Godes Zoon, de heerser over al
in stille rust dit 
	aardse brengen zal
en 't zwak gemoed verkwikken door zijn bloed,
zo en 
	zult ge* mij,                
	*orig: zul dij
van de zonde vrij
en van haren vloek ontladen,
o 
	slaap, o zoete slaap, niet schaden.
2   Als ik ontwaak 
	door Christi laatste stem,
aanschouwende het nieuw Jeruzalem,
hetwelk 
	Hij geeft, wie in zijn vreze leeft,
dan en zult ge* mij                  
	*orig: zul dij
van mijns Heren 
	zij,
die mij in zijn rijk zal leiden,
o slaap, o zoete slaap, niet 
	scheiden.
3   Ik slaap, ik waak, ik ben gelijke blij,
	want mij altoos mijn Heiland blijft nabij*,            
	*orig: blijvet bij
en toont mij 't licht van zijn 
	vriendelijk gezicht;
die mij heeft gesteld
onder uw geweld*,                   
	geweld = macht, heerschappij
en na u 
	het zalig leven,
o slaap, o zoete slaap, zal geven.
Liedboek voor de Kerken 1973 (reeds in 102 Gezangen)
	.jpg)
Originele tekst:

| LIED | |
|  | |
|  | |
| 
					162. |  | 
|  | |
| 
									3. 
									Ick waeck, ick droom, ic sie haer nacht en 
									dach, 
									ick maeck my wijs tgeen dat niet en wesen 
									mach; 
									nochtans dees dwaling soet 
									mijn leven voet, 
									want sy teghens sin 
									van die ick bemin, 
									want sy teghens sin my haer maect. 
									O slaep, o soete slaep, die dit waer maect. | |
| Tekst.Tweede nieuw amoreus liedt-boeck, Amst. 1605, bl. 131: ‘Een nieu liedeken op de wijse alsoot beghint’. 
 zie verder: in de Nederlandse Liederenbank |