gezang 214
Alternatieve tekst (Ad den Besten) voor de versie in het liedboek 2013 (Sytze de Vries), nr. 623. De Vries is brontekstgetrouwer, maar Den Besten heeft z'n eigen mérites.
1 O morgen van verblijden,
o
dageraad, o licht!
Zie, na de nacht van lijden
toont God zijn
aangezicht,
Hij, machteloos geknecht,
als wij in 't graf gelegd,
blijkt in zijn onmacht sterk
en doet een heerlijk werk.
2
Hij was in 't graf gedreven,
de vijand juicht en lacht,
geen nood, het
duurt maar even,
want Hij verrijst met macht
en in de morgen luid
roept Hij de zege uit
en zwaait in 't veld vooraan
de
overwinningsvaan.
3 O, nu ik mocht aanschouwen,
uw
overwinningsfeest,
kan mij niet meer benauwen
het duister van mijn
geest.
Ik zal vol goede moed
behouden 't kostbaar goed,
dat mij
verworven heeft
de Heer die eeuwig leeft.
4 Met
Hem ben ik in vrede;
Hij noemt mij met zijn naam.
Ik ben een van zijn
leden,
waar Hij ging kan ik gaan.
Daar leidt Hij zelve mij,
waar ik
ben daar is Hij.
't Zij wereld, dood of hel,
Hij is mijn metgezel.
5 Nu leidt de weg naar boven.
Ik volg Hem op de voet.
Geen vijand kan mij roven
uit zijn verkoren stoet.
Woede wat woeden
kan,
de Heer dekt man voor man.
Gij die mij schaden wilt,
mijn
Heiland is mijn schild!
6 Nu brengt Hij zonder dralen
mij aan de hemelpoort.
In al der wereld talen
staat daar gegrift het
woord:
wie met Hem zijn gehoond,
die worden hier gekroond;
wie
stierven met de Heer,
die komen hier tot eer.