Index of /maus

Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt

Herzliebster Jesu was hast du verbrochen (tekst: Johann Heermann/ melodie: Johann Crüger)
Liedboek voor de kerken 1973: Gezang 181 [niet opgenomen in Liedboek 2013, oei...]

Je belijdt je geloof in eenheid met de kerk "van alle tijden en alle plaatsen..." [formule die vroeger vaak gebruikt werd om het Credo in te leiden]. Welaan dan, dat kan met dit lied.
In dit lied beginnen de gedachten bij Augustinus, zij komen via de Meditationes divi Augustini (meditaties van de h. Augustinus) bij ons terecht. Deze vrome overpeinzingen, gebeden, waren niet echt van Augustinus, maar gebaseerd op een 'persoonlijke lezing' van Augustinus (hertaling zouden we vandaag zeggen) door een zekere Jean, abt van de abdij te Fécamp (d. 1087). Ze zijn later aangevuld met gebeden van Anselmus en nog wat andere teksten, en zo zijn ze bij ons terechtgekomen. Ze waren immens populair aan het eind van de Middeleeuwen en werden - zoals de titel zegt - aan Augustinus zelf toegeschreven [Slimmerik Erasmus uitte reeds zijn twijfel, lees ik bij Migne, de 19de eeuwse uitgever van de werken van de kerkvaders]. Toen de drukpers goed begon te werken (16de eeuw), werden ze in grote oplagen gedrukt, herdrukt, en vertaald in vele talen: Zowel roomsen als protestanten blijven deze teksten lezen, bemediteren (wegen), ook na het 'Westers schisma' tot ver in de 19de eeuw. Spirituele oecumene avant la lettre.

Johann Heermann (1585-1647) werd er bijzonder door gesticht en herwerkte in 1630 het Latijnse ritmische proza dat hij in caput VII aantrof: Quid commisisti, amantissime.. [Wat hebt gij misdreven, allerliefste Jesus?] tot een lied. [Terzijde: 5 jaar eerder had Heinrich Schütz het Latijnse origineel ook al op muziek gezet - Cantiones Sacrae, 1625]. De vorm dekt de inhoud: Een Sapphische Ode: 3 lange regels (11 lettergrepen, cesuur na 4 of 5 lettergrepen, vrouwelijk rijm) besloten met 1 korte krachtige zin van 5 lettergrepen. Heermann publiceerde het in zijn bundel met geestelijke poëzie: Devoti musica cordis. Haus- und Herz-Musica. Jacqueline van de Waals is degene die ervoor gezorgd heeft dat een poëtische herdichting te onzer beschikking is. Ook zij slaagde er jammer genoeg niet in om voor de aanhef 'Herzliebster Jesu' een echt poëtisch equivalent te vinden in het Nederlands. Daardoor mist haar berijming de innigheid van het origineel. De facto vertaalde zij de strofen 1-4 van Heermann (= de vraag naar de 'causa' van Christus' lijden) en nam in couplet 5 de aanhef van Heermann strofe 7 over, en maakte dan in de rest van dat couplet de draai naar het antwoord (pro nobis), incl. de dankbaarheid en de verwondering. Dit deel werkt Heermann nog veel verder uit in de coupletten 8-15, met prachtige opeenstapeling van beelden en wonderlijk-paradoxale 'standen van zaken' [voor meer toelichting zie onder de muziek/het lied].

Johann Crüger componeerde later de thans gekende melodie. Heermann zelf had er een melodie-aanduiding bij gezet verwijzend naar een lied met dezelfde opbouw: 'Geliebten Freund, was tut ihr so versagen', een begrafenis-troost lied van Bartholomäus Ringwaldt (1577), o.a. opgenomen in het Cantional van J.H. Schein van 1628. Later wordt dat lied gezongen op de wijs van Crüger als men het nog zingt (ja, ook de liedkunde kent z;n variant van het Mattheüseffect). Crüger gaf de melodie ook een prachtige vierstemmige zetting mee. Dat lied nam hij op in een (herdruk van) zijn Praxis Pietatis melica... (muzikale geestelijke oefeningen > meerstemmig), editie 1648.

The rest is history:  Via Bachs Mattheüspassie is ze tot op vandaag de klank-geworden-evocatie van het gebeuren van de Goede Vrijdag (ook zonder tekst). De melodie wordt ten onzent meestal tonaal genoteerd (met één mol, puristische visie dominant ten tijde van Liedboek 1973), maar eigenlijk is het al een echte mineur-melodie (2 mollen)...  Dat maakt ook de vaak genoemde verwantschap/afhankelijkheid van de melodie van de Geneefse Psalm 23 toch wel twijfelachtig (die is echt hypo-dorisch, en mist ook de strofische opbouw van de Sapphische ode (11-11-11-5), zo kenmerkend voor Herzliebster Jesu).

herliebster_cruger-a4

1   Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt,
het kwaad, gekruiste Heer, dat Gij gedaan hebt,
waaraan uw volk U schuldig heeft bevonden,
noem mij uw zonden.

2   Gij wordt gegeseld en gekroond met doornen,
geminacht als de minste der verloor'nen,
en als een booswicht, die zijn straf moet dragen,
aan 't kruis geslagen.

3   Zeg mij, waarom men U aldus gehoond heeft,
U dus, mijn vorst, gescepterd en gekroond heeft!
Om voor mijn schuld verzoening te verwerven,
moest Gij dus sterven?

4   Hoe vreemd, dat voor de schapen zijner weide
de herder zelf ter slachtbank zich liet leiden,
de heer zich voor de schulden zijner knechten
aan 't kruis liet hechten.

5   O wonderbare liefde, die ons denken
te boven gaat, wat kan mijn liefd' U schenken,
wat ooit bereiken de arbeid mijner dagen,
dat U behage?

6   O liefde, voor dit offer van uw leven,
wat kan ik, dan mijzelf ten offer geven,
opdat ik nooit, hetzij ik leev' of sterve,
uw liefde derve!

 

Toelichting en achtergrond

Dit lied verscheen het eerst in DEVOTI MUSICA CORDIS. Hauß- und Hertz-Musica. Das ist: Allerley geistliche Lieder […] Durch Johann. Heermannum, Pfarrn zu Köben. Leipzig 1630.

Daar zet Heermann als titel boven het lied:

Ursache des bittern Leidens Jesu Christi
und Trost aus seiner Lieb und Gnade: Aus Augustino.

Im Thon: Geliebten Freund, was thut jhr so verzagen? etc.

Zoals u ziet is er geen eigen melodie voorzien. De vorm van de 'Sapphische Ode' is klassiek. Humanistische dichters en musici emuleerden deze vorm: Nieuwe 'oden', zowel in het Latijn als het Duits, en ook vaker dan wij beseffen op muziek gezet (voor huiselijk gebruik). Als Johann Staden (organist/componist in Nürnberg) Heermann's lied opneemt in zijn Herztens-Andachten van 1631, gebruikt hij een melodie van een ode van Horatius - over een 'integer mens': integer vitae, scelerisqui purus. In 1648 wordt het lied onder het nr. 136 door Crüger opgenomen in dienst zeer succesvolle Praxis Pietatis Melica [muzikale vroomheidsoefeningen]. Hij heeft er een eigen melodie aan gegeven (volgens musicologen geïnspireerd door Psalm 23, m.n. de eerste regel en de derde regel (=Ps. 23, regel 1 en 5). Het feit dat Psalm 23 hypo-dorisch is en 8 regels telt van 11 lettegrepren, en Crüger's melodie mineur is en na 3 regels van 11 eindigt met eentje van 5, doet mij aan de directe inspiratie toch twijfelen. [lees verder onder de afbeelding]. Ik zou zeggen: "Nog onder de indruk van de sterke literair-muzikale vorm van het Geneefse Psalter (dat hij goed had leren kennen in de jaren 1630) componeert Crüger deze melodie."

cruger-praxis herzliebster jesu

herzliebster mit b.c. transcribed

In het opschrift neemt Crüger de helft van de titel over: Des leydens Christi Ursach en handhaaft ook Heermann's bronvermelding: aus Augustino. Het is een meditatie over de vraag: waarom moest Christus eigenlijk lijden? De aanzet daartoe had Heermann gevonden bij Augustinus, zegt hij/denkt hij. Historisch is dit niet correct, maar dat kon hij niet weten. Hij heeft ongetwijfeld een boekje gelezen met de titel Divi Augustini Meditationes.... of iets dergelijks. Dat was een devotionele bloemlezing uit de Middeleeuwen, een meditatieve bestseller. De echte bron is niet een geschrift van Augustinus zelf, maar een reeks meditaties over God/Vader-Zoon-Heilige Geest die onder die titel een bestseller zijn geworden. Basis van deze compilate legde een Benedictijner abt uit Fécamp (klooster de la trinité, overleden 1087). Deze liet zich in zijn persoonlijke meditaties (gebeden) over God (en dus ook over het lijden van Christus) voeden door Augustinus, later aangevuld - door hemzelf of anderen, dat is onduidelijk - met gedachten van Anselmus (Cur Deus homo - herkent u het?), maar ook door hymnen, gebedsformules en bijbelteksten. Hij schreef ze waarschijnlijk eerst voor zichzelf, èn nadien om het innerlijk leven van de monniken (en nonnen) te verbeteren. Dat was zijn missie als abt. Ze werden snel populair (d.w.z. gekopieerd, verspreid, zonder naam van de auteur, en aangevuld met soortgelijke teksten. Eerst heten ze supputationes sancti Augustini. Later meditationes. Dat ze op naam van Augustinus waren gesteld (te goeder trouw, maar verkoopt ook wel goed) zal ook wel geholpen hebben. Erasmus had overigens al z'n twijfels, las ik bij Migne (de officële uitgave uit de 19de eeuw. Ook Mabillon weet al dat Jean de Fécamp (Johannes Fiscamnensis) waarschijnlijk de auteur van het merendeel van de teksten is (gezien de inleidingen in de Patrologia Latina). Bij middeleeuwse kopieën (manuscript) nam men vaak de vrijheid om uit te breiden, te herordenen, maar de teksten van de Meditationes zoals wij die nu nog steeds kennen bleven intact. Zo zijn ze hèt meditatieboek van vele eeuwen christenen geworden. Je hoort passages, gedachtengangen hieruit meeklinken als Luther preekt, als Josquin een geestelijk motet toonzet, als Schütz hetzelfde nog eens overdoet (in Latijn en het Duits), en dus als je Herzliebster Jesu zingt. Hieronder de eerste pagina's van hoofdstuk VII, zoals die voorkomen in een druk uit 1755 (maar deze is gebaseerd op een editie uit de late 16de eeuw van Henri de Sommal (Sommalius); en ook de protestantse versie van Andreas Musculus, Precationes uit 1571, talloze malen herdrukt, wijzigt in deze tekst niets). De meditatie begint met de vraag: Quid commisisti, dulcissime puer, ut se judicareris? Quid commisisti, amantissime juvenis, ut adeo dure tractareris. Quod scelus tuum.. etc. U herkent het wel, ook als u geen Latijn kent: Wat heb je misdaan, jongeling, dat je wordt veroordeeld, dat men u zo mishandelt? Wat is je overtreding? etc... Waarna in de tekst de 'vrolijke ruil' (zoals Luther dat later is gaan noemen, maar hij is dus niet de uitvinder ervan) wordt beschreven: De onrechtvaardige zondigt en de rechtvaardige wordt gestraft... Wat de slechterik gedaan heeft, lijdt de goede etc... Trouwens: Zoals gezegd: Heinrich Schütz heeft deze tekst getoonzet, letterlijk (SWV 56: Quid commisisti). - CPDL, Cantiones Sacrae, 1625 (5 jaar eerder dan Heermann's  lied)... Zie hierover: https://culture.wursten.be/quid-commisisti-herzliebster-jesu/

Divi Aurelii Augustini Meditationes, soliloquia et manuale nec non B. Anselmi meditationes [ed. Hendricus Sommalius - Dat is de standaardeditie geworden sinds midden 16de eeuw), Augustae Vindelicorum (Augsburg): Rieger 1755

LEESWIJZER - verwijzingen naar de Duitse tekst

I. Heermanns tekst is een persoonlijke meditatie over het lijdensverhaal. De oorspronkelijke titel dient als leeswijzer: de lezer/zanger moet met de auteur enerzijds de religieuze "oorzaak" van Christus' lijden (het menselijk falen, zijn zonde) en anderzijds de "troost uit zijn liefde en genade" overdenken, bemediteren (zich-te-binnenbrengen). Heermann schetst de fundamentele dialectiek van de algemeen christelijke (en in de Lutherse traditie dominante) visie op het lijdensverhaal, de "paradoxa passionalia", zoals het in die tijd werd genoemd: De rechtvaardige lijdt in de plaats van de zondaar. En dit betekent - mirabile dictu - de redding van de zondaar. Tegelijk is er aandacht voor het ethisch gevolg van deze 'wonderbaarlijke straf' (str. 4): zelfverloochening en navolging bij de gelovige (str. 10 t/m 14 / modern 9 t/m 10). Het lied eindigt met een eschatologisch perspectief (str. 15 / modern11).

II De auteur, een lutherse predikant ten tijde van de Dertigjarige Oorlog, liet zich voor zijn liederen inspireren door de kerkvaders en door theologen uit de Middeleeuwen. Dit geldt ook voor "Herzliebster Jesu". De primaire bronnen zijn gebeden die al werden gebundeld in de hoge middeleeuwen (ca. 1100 - kern van Jean de Fécamp), in handschrift werden overgeleverd en vanaf de 15de eeuw gedrukt: de "Meditationes" ooit aan Augustinus toegeschreven. Het gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in 1630 in Heermann's "Devoti Musica Cordis". De auteur stelt daar voor het te zingen op de de melodie van "Geliebten Freund, was tut ihr so verzagen".

III "Herzliebster Jesu" werd reeds in de 17e eeuw opgenomen in talrijke gezangen- en muzikale devotieboeken. De melodie die tot op vandaag gekend is, die welke Johann Crüger in 1640 in vierstemmige harmonie componeerde, met in zijn hoofd de melodische vormtaal van het Geneefse Psalter (geen ontlening aan Psalm 23, zoals vaak gezegd, hoogstens 'Anklang'). In 1648 nam Crüger het lied op in zeer succesvolle muzikale devotieboek Praxis pietatis melica (hier alleen als cantus met basso continuo). Van daaruit vond het zijn weg naar de kerkelijke gezangenboeken overal ter wereld.

IV. Johann Sebastian Bach (1685-1750) integreerde het lied in zijn oratorische passies volgens Matteüs en Johannes (BWV 244 en 245).  Zijn diverse toonzettingen horen tot het muzikale werelderfgoed. Als men het lied niet helemaal wil zingen, dan kan met ook instrumentale verzen inlassen en alternatim dit lied savoureren.

---

Hier de versie uit EKG 1993



1. Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen,  
daß man ein solch scharf Urteil hat gesprochen?  
Was ist die Schuld, in was für Missetaten  
bist du geraten?  
   
2. Du wirst gegeißelt und mit Dorn gekrönet,  
ins Angesicht geschlagen und verhöhnet,  
du wirst mit Essig und mit Gall getränket,  
ans Kreuz gehenket.  
   
3. Was ist doch wohl die Ursach solcher Plagen?  
Ach, meine Sünden haben dich geschlagen;  
ich, mein Herr Jesu, habe dies verschuldet,  
was du erduldet.  
   
4. Wie wunderbarlich ist doch diese Strafe!  
Der gute Hirte leidet für die Schafe,  
die Schuld bezahlt der Herre, der Gerechte,  
für seine Knechte.  
   
5. Der Fromme stirbt, der recht und richtig wandelt,  
der Böse lebt, der wider Gott gehandelt;  
der Mensch verdient den Tod und ist entgangen,  
Gott wird gefangen.  
   
6. O große Lieb, o Lieb ohn alle Maße,  
die dich gebracht auf diese Marterstraße!  
Ich lebte mit der Welt in Lust und Freuden,
und du mußt leiden. | [o. S.]
   
7. Ach großer König, groß zu allen Zeiten,  
wie kann ich g'nugsam solche Treu ausbreiten?  
Keins Menschen Herz vermag es auszudenken,  
was dir zu schenken.  
   
8. Ich kann's mit meinen Sinnen nicht erreichen,  
womit doch dein Erbarmung zu vergleichen;  
wie kann ich dir denn deine Liebestaten  
im Werk erstatten?  
   
9. Ich werde dir zu Ehren alles wagen,  
kein Kreuz nicht achten, keine Schmach und Plagen,  
nichts von Verfolgung, nichts von Todesschmerzen  
nehmen zu Herzen.  
   
10. Weil's aber nicht besteht in eignen Kräften,  
fest die Begierden an das Kreuz zu heften,  
so gib mir deinen Geist, der mich regiere,  
zum Guten führe.  
   
11. Wann, o Herr Jesu, dort vor deinem Throne  
wird stehn auf meinem Haupt die Ehrenkrone,  
da will ich dir, wenn alles wird wohl klingen,  
Lob und Dank singen.  
     
 

Evangelisches Gesangbuch. Ausgabe für die Evangelische Landeskirche in Baden. 3. Aufl. Karlsruhe 1999, Nr. 81.

 

HET ORIGINEEL




        Vrsache des bittern Leidens Jesu Christi
vnd Trost aus seiner Lieb und Gnade: Aus Augustino.

Im Thon: Geliebten Freund, was thut jhr so verzagen? etc.

1.   HErtzliebster Jesu, was hastu verbrochen,  
Daß man ein solch scharff Vrtheil hat gesprochen?  
Was ist die Schuld? In was für Missethaten  
                Bistu gerathen?  
   
2.    Du wirst gegeisselt vnd mit Dorn gekrönet,  
Ins Angesicht geschlagen vnd verhönet;  
Du wirst mit Essig vnd mit Gall getrencket,  
                Ans Creutz gehencket.  
   
3.   Was ist doch wol die Vrsach solcher Plagen?  
Ach meine Sünden haben dich geschlagen.  
Ach HERR JESV, ich hab diß wol verschuldet,  
                Was du erduldet.  
   
4.   Wie wunderbarlich ist doch diese Straffe!  
Der gute Hirte leidet für die Schafe.  
Die Schuld bezahlt der HERRE, der Gerechte,  
                Für seine Knechte.  
   
5.   Der Frome stirbt, der recht vnd richtig wandelt,  
Der Böse lebt, der wider Gott mißhandelt.  
Der Mensch verwirckt den Tod vnd ist entgangen,  
                Gott wird gefangen. | [S. 285]
   
6.   Ich war von Fuß auff voller Schand vnd Sünden,  
Biß zu der Scheitel war nichts guts zu finden.  
Dafür hett ich dort in der Helle müssen  
                Ewiglich büssen.  
   
7.   O grosse Lieb, O Lieb ohn alle masse,  
Die dich gebracht auff diese Marterstrasse!  
Ich lebte mit der Welt in Lust vnd Frewden,  
                Vnd du must leiden!  
   
8.   Ach grosser König, gros zu allen Zeiten,  
Wie kan ich gnugsam solche Trew außbreiten?  
Keins Menschen Hertz vermag es außzudencken,  
                Was dir zu schencken.  
   
9.   Ich kans mit meinen Sinnen nicht erreichen,  
Womit doch dein Erbarmung zu vergleichen.  
Wie kan ich dir denn deine Liebesthaten  
                Im Werck erstatten?  
   
10.   Doch ist noch etwas, das dir angenehme:  
Wann ich des Fleisches Lüsten dempff vnd zehme,  
Daß sie auffs new mein Hertze nicht entzünden  
                Mit alten Sünden.  
   
11.   Weils aber nicht besteht in eignen Kräfften,  
Fest die Begierden an das Creutz zu hefften,  
So gib mir deinen Geist, der mich regiere,  
                Zum guten führe.  
   
12.    Alsdann so werd ich deine Huld betrachten,  
Aus Lieb an dich die Welt für nichtes achten;  
Bemühen werd ich mich, HERR, deinen Willen  
                Stets zu erfüllen.  
   
13.    Ich werde dir zu Ehren alles wagen,  
Kein Creutz nicht achten, keine Schmach vnd Plagen,  
Nichts von Verfolgung, nichts von Todes-Schmerzen  
                Nehmen zu Hertzen.  
   
14.   Diß alles, obs zwar für schlecht ist zu schetzen,  
Wirstu es doch nicht gar beyseite setzen.  
Zu Gnaden wirstu diß von mir annehmen,  
                Mich nicht beschämen. | [S. 286]
   
15.   Wann, HERRE JESV, dort für deinem Throne  
Wird stehn auff meinem Häupt die Ehrenkrone,  
Da wil ich dir, wann alles wird wol klingen,  
                Lob vnd Danck singen.  


DEVOTI MUSICA CORDIS. Hauß- vnd Hertz-Musica. Das ist: Allerley geistliche Lieder […] Durch Johann. Heermannum, Pfarrn zu Köben. Leipzig 1630, S. 63.