Gezang 26
[in het Nieuwe Liedboek staat een lied met dezelfde beginregel - dit is het origineel; 19de eeuws (ten Kate / Bastiaans): dat wil zeggen: ookal zijn het kwartnoten, statig zingen]
1 Daar is uit 's werelds duist're wolken
een licht der lichten opgegaan.
Komt tot zijn schijnsel, alle volken,
en gij, mijn ziele, bid het aan!
Het komt de schaduwen beschijnen,
de zwarte schaduw van de dood.
De nacht der zonde zal verdwijnen,
genade spreidt haar morgenrood.
2 Gij wilt met vrede tot ons komen,
met vreed' en vrijheid, vreugd' en eer.
Het juk is van de hals genomen,
God lof, wij zijn geen slaven meer!
De staf des drijvers ligt verbroken,
aan wie ons hart zich had verkocht,
en 't wapentuig in brand gestoken
van hem, die onze ziele zocht.
3 Wat heil, een Kind is ons geboren,
een Zoon gegeven door Gods kracht!
De heerschappij zal Hem behoren,
zijn last is licht, zijn juk is zacht.
Zijn naam is Wonderbaar, zijn daden
zijn wondren van genaad' alleen.
Hij doet ons, hoe met schuld beladen,
verzoend voor 't oog des Vaders treˆn.
4 o Vredevorst, Gij kunt gebieden
de vreed' op aard' en in mijn ziel!
Doe alle volken tot U vlieden,
dat al wat ademt voor U kniel!
Des Heren ijver zal bewerken,
dat Hij de zetel, U bereid,
met recht en met gericht zal sterken.
Hem zij de lof in eeuwigheid!
Liedboek voor de Kerken 1973