Fam. Grisar

   
   

Home
Up
Fam. Marsily
Fam. Havenith
Fam. Bunge
Fam. Grisar
"Good Engels"
Leopold II...

De Grisars

De familie Grisar is afkomstig uit Nievern bij Ems, maar is Luiks van origine. De eerste Antwerpse tak bestaat uit de zonen van Johann Martin Grisar ( *1779). De tweede Antwerpse tak stamt van zijn broer: Carl Grisar (*1789). De stamboom hiernaast is afkomstig uit: G. Hufnagel, Geschichte der Familie Grisar. Dat er met de chileens-duitse tak ook veel samenwerking was spreekt voor zich.

Martin Grisar ( *1779 - Johann wordt weggelaten) is rond 1805 actief in het Antwerpse handelsmilieu bij C. Duhring. In 1811 benoemde Napoleon hem tot scheepsmakelaar en in die hoedanigheid verwierf hij een belangrijke positie. Datzelfde jaar associeerde zijn broer Carl Grisar zich met de reder A. Giese en de Engelsman W. Marsily, eveneens als scheepsmakelaars. Hier ligt de oorsprong van de latere firma "Grisar en Marsily", [bron: Pelckmans].  De naam Grisar was vooral verbonden met de handel in huiden, wol en leder. De haven van Antwerpen genoot een grote bekendheid wat betreft de invoer van huiden. De firma Grisar speelde hierin een belangrijke rol als scheidsrechter tussen verkoper en koper. Elke dag werd er een schatting gemaakt van de waarde van de ingevoerde huiden, de zogenaamde "taxe Grisar”. De rederij "Grisar & Marsily" baatte verschillende lijndiensten uit naar o.a. Zuid-Amerika, Canada, Hamburg en Hull. De handelaarsfamilie Grisar wierp zich al vroeg op als voorstanders van de nieuwe stoomschepen en een van de eerste telefoonverbindingen werd aangelegd tussen de firma Grisar en het huis Osterrieth in 1878. (= eerste transatlantische telefoongesprek was tussen )

De bekendste zoon van Martin is de componist Albert Grisar (*1808). Zijn carrière, zie hieronder In 1908 werd zijn 100e geboortedag nog feestelijk herdacht. "Les Disciples de Grisar" organiseerden een zangwedstrijd en er werd een opvoering van een van zijn stukken gebracht in het Theatre Royal. Toch was hij vrij snel na zijn dood vergeten. In 1876 werd bij collegebesluit een straat naar de componist genoemd, gelegen op de gronden van de familie  Grisar.
 

Een broer van Albert, Felix (*1811), was lange tijd voorzitter en gedurende die periode groeide de Société Royale d'Harmonie d'Anvers uit tot de grootste muziekvereniging van Belgie. Rond 1865 telde ze 1700 leden, waaronder Emile Fester en Theodore Kreglinger, en bezat ze een eigen zomer- en winterlokaal waar koncerten gegeven werden (inderdaad: de Harmonie). In 1856 was Leopold I persoonlijk aanwezig op een feest gegeven door de Société Royale d'Harmonie ter gelegenheid van zijn 25 jarig koningschap.

Alfred Grisar (kleinzoon van Felix (*1811, broer van de componist, zoon van Ernest) werd in 1908 aandeelhouder in de fuma "Usines de Deuzeld" te Schoten. Deze maatschappij bestond ondermeer uit een jeneverstokerij en een stoommelkerij en was in handen van de familie Meeus.

Bekender is hij in verband met de stichting van de Beerschot Athletic Club.  Door zijn studies aan Brighton college was hij in contact gekomen met allerlei sporten en had het plan opgevat om in Antwerpen een grote sportclub te beginnen. Zijn vader Ernest Grisar had in 1895 al een stuk grond aangekocht op het Kiel, waar vroeger de Beerschot paardenrenbaan was gelegen. Alfred Grisar stelde voor een sportclub voor verschillende sporttaken op te richten, zijn vader stemde in en richtte op 3 september 1899 de club op. Ernest Grisar overleed echter in november van dat jaar, en zoon Alfred kwam terug naar België en werd eigenaar. Hij noemde de club Beerschot, naar het nabijgelegen park "Beerschotshof". "Beerschot" was de oude plaatsnaam van het gebied waar het zuiden van de huidige wijk Kiel gelegen is. Grisar contacteerde enkele vrienden om mee in het bestuur van de club te stappen: Max Elsen, Edouard Lysen, Charles Hunter en Paul Müller. Elk werd verantwoordelijk voor een sporttak, Alfred Grisar koos het voetbal, aangezien een paar jaar daarvoor keeper was geweest bij Antwerp FC. De club werd Beerschot Athletic Club genoemd, en men koos paars-witte clubkleuren (paars als gevolg van de rouwperiode na het overlijden van Ernest Grisar). Alfred nam contact op met spelers van Antwerp om voor Beerschot te komen spelen, sindsdien bestaat een grote rivaliteit tussen beide clubs. Beerschot Athletic Club was dus breder dan voetbal alleen. Naast voetbal werden ook hardlopen, tennis, cricket, hockey en polo gepromoot. Het erecomité bestond uit Alfred Osterrieth, Eugene Kreglinger, Max Schnitzler, Fritz van den Abeele en Maurice Joostens. Tot de 'stichtende leden rekende men o.a. Carl de Bary, Emile Grisar, Alfred ‎Havenith, Paul Havenith en Adolf Scheibler. In 1901 werd Paul Havenith voorzitter van de sportvereniging met de bekende paars-witte ‎kleuren. Hoewel deze sporten nog vrij nieuw en onbekend waren, groeide Beerschot Athletic Club al snel uit tot een bloeiende vereniging, die bekend stond om haar aristocratisch karakter. Er werden voetbalvelden en tennisbanen aangelegd en er was een tribune en een buffet-restaurant voorzien. In 1901 telde de club al 275 leden. Vooral de voetbalploeg deed het uitstekend, met spelers als Louis en Alfred Grisar. Er werd met groot succes een jaarlijks internationaal voetbaltornooi ingericht, met ploegen uit Nederland, Frankrijk en Engeland. Door de groeiende belangstelling telde de club in 1910 al 585 leden. Georges Born, Edouard Bunge, Maurice Gevers-Grisar, Emile Grisar, Evrard Havenith, Albert Kreglinger, Alfred Osterrieth, Henri Rieth en Christian Scheidt steunden de sportclub financieel. (bron: naast website Beerschot, Pelckmans, 121-122). Vanaf 1901 was Paul Havenith voorzitter van Beerschot, tot aan zijn dood op 29 juni 1942 (41 jaar). Zijn borstbeeld, dat in 1942 werd gemaakt door Karel Schuermans, prijkt in de inkomhal van het Olympisch Stadion, waar ook Alfred Grisar in hetzelfde materiaal te bewonderen is.


Armand Grisar  (* 1866, uit de tweede Antwerpse tak), dr. in de wis- en natuurkunde, stichtte de zeevaartschool, en lang voorzitter van de Association Maritime Belge en Internationale. hij kreeg diverse koninklijke
onderscheidingen voor zijn werk (hier: de "Armand Grisar"  naar hem genoemd, 1944/1945, en die als postboot op de Congo voer.) 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

ALBERT GRISAR

Belgische componist. (Antwerpen, 26 december 1808, Asnières 15 juni 1869)

Een groot bewonderaar van Boieldieu, pianist en amateur-zanger, bestemd voor een carrière in de handelsfirma van zijn familie, wijdde hij zich tijdelijk aan de muziek. Hij studeerde bij Joseph Janssens, een oud-leerling van Le Sueur. In 1830 trok hij naar Parijs, waar hij twee jaar bij Reicha studeerde. Het grote succes van zijn romance La folle, enkele jaren eerder, hielp hem om toegang te krijgen tot de Munt in Brussel. Zijn eerste opera Le mariage impossible (1833), in de stijl van Boieldieu, werd zeer goed ontvangen.

Teruggekeerd naar Parijs componeerde hij een aantal populaire romances, waarvan duizenden exemplaren werden verkocht. Al snel maakte hij zijn debuut in de Opera-Comique (1836) met Sarah, een ontroerend verhaal, maar een zwakke opera. L'An mil was nog erger, maar vanaf dan af werd Grisar’s gevoel voor komedie scherper en gaat hij schrijven in de geest van componisten als Rossini, Donizetti en, zoals sommige aria’s doen vermoeden, Bellini.

Zijn gevoel voor humor en variatie in tempo verbetert, waardoor zijn muziek die steeds amusanter en dynamischer wordt, Herve, Lecocq, Chabrier en zelfs Offenbach aankondigt.

In 1840 ging Grisar naar Italië. Hij studeerde bij Mercadante, werkte verder aan zijn compositorische techniek, en dompelde zich onder in de geest van de opera buffa. De acht jaar in Italië hebben positieve resultaten opgeleverd. Zijn Gille Ravisseur wordt beschouwd als zijn eerste meesterwerk. Het wordt met succes geproduceerd in Parijs, in 1848. Het werk valt op door zijn intelligentie, inspiratie, subtiliteit, humor en gevoel voor theater. Een stroom van geestige komedies volgt, gekenmerkt door afwisseling, elegantie en muzikale vindingrijkheid. Slechts een maarl onderbreekt een serieus werk deze stroom aan luchtige muziekstukken, Le carilloneur de Bruges, geproduceerd in 1852 en geïnspireerd door een patriottische geestdrift voor de geschiedenis van zijn geboorteland Vlaanderen. Het wil een drame lyrique zijn in de stijl van Meyerbeer, maar daarvoor ontbrak het Grisar aan de nodige breedte en miste het libretto diepgang.

Grisar was altijd in financiële moeilijkheden en werkte ononderbroken tot aan zijn plotselinge dood. Hij had een manie stukken te beginnen en niet af te maken.

Grisar kan beschouwd worden als een directe voorloper van Offenbach. hij heeft de goede smaak geërfd van Boieldieu. Zijn komedies zijn nooit vulgair. Ook zijn muziek is niet onverdienstelijk. Ze kan vergeleken worden met die van Ambroise Thomas, die, in tegenstelling tot Grisar, niet in de vergetelheid is geraakt.

 bron: A. Pougin: Albert Grisar (Paris, 1870) // Grove’s Dictionary of Music, lemma Albert Grisar.

 

Le carillonneur de Bruges. Opéra d'Albert Grisar : [estampe] / Henry Emy [sig.] - 1