









 |
Eerherstel voor de mythe
Open brief aan Professor Etienne Vermeersch
n.a.v. diens opiniestuk in DM van Stille Zaterdag 2012
over 'de blijvende betekenis van de christelijke mythe ook voor on-gelovigen'
Antwerpen, Paasochtend 2012
Beste professor Vermeersch,
Zeer vroeg op deze Paasmorgen – het is nog niet licht, maar
de vogels beginnen al te zingen, dus lang kan het niet meer duren – heb ik de de
krant van Stille Zaterdag er nog maar eens bij gepakt. Ik wilde uw opiniestuk
over de historische Jezus en de blijvende betekenis van de christelijke
‘mythe’ ook voor ongelovigen nog eens lezen. In diezelfde periode was er ook
discussie over een breder betekenisvol gebruik van historische
en/of leegstaande kerkgebouwen (naar aanleiding van het verzoek van Wim Heynen
om een seculiere uitvaart vanuit de Antwerpse kathedraal). Beide gedachtengangen
lopen voor een deel parallel. Beide zijn bezig met de toekomst van het
christelijke verhaal. Beide zoeken naar relevantie van delen daarvan, ook voor –
laat ik voor het gemak zeggen – rand- en buitenkerkelijken. Een wat ongelukkige
term, die voorlopig nog maar even moet dienen om het onderscheid aan te duiden
tussen de gelovigen die momenteel de kerkelijke erfenis beheren en de rest van
de mensheid, die meer met die erfenis heeft dan vele binnenkerkelijken waar
willen hebben, en die dat soms zelf maar nauwelijks beseft. U wel.
U eindigt uw stuk met de oproep om verder door te denken
over de vraag waarom een verhaal ook als dat blijkt een mythe te zijn (geboren
uit een adembenemende cognitieve dissonantie), de mensen niet los laat. Ik wil
een voorzet geven en wel deze: dat werkt, niet ondanks dat het een mythe is,
maar juist omdat het een mythe is. Dat is ook het verwarrende in de
terminologie rond Bultmann’s wetenschappelijk project: men noemt dat de
‘ontmythologisering’, maar eigenlijk doet hij twee dingen tegelijk: Enerzijds
laat hij zien dat de wijze waarop het verhaal van Jezus wordt verteld niet door
kan gaan voor een historisch relaas (hierop richtte zich indertijd de
hoofdaandacht, hoewel dat eigenlijk al oud nieuws was), maar anderzijds toont
hij aan dat de boodschap die gebracht wordt dan ook eigenlijk veel minder (tot
niets) te maken heeft met het ‘aannemen van een aantal feiten’, maar met – om
het in de taal van de tijd van Bultmann zelf te zeggen – existentiële zaken, met
de conditon humaine, en hoe daarin wegen worden gewezen aan de mens.
Jammer is dat veel theologen indertijd onder verwijzing
naar Bultmann de mythe uit het christelijke geloof hebben gepeld en
vervolgens een sociaal, humaan project hebben overgehouden en dat dan de ‘kern
van het christendom’ zijn gaan noemen. Deze theologen waren meestal zeer
tijdbetrokken en bedoelden het goed. Ongewild zijn zij echter ook voor een deel
verantwoordelijk voor de kaalslag in de liturgie en de bijbehorende spirituele
armoede en stijlloosheid. Dat velen met deze ont-mythologisering niet gelukkig
waren en zich daartegen hebben verzet, hoef ik u niet uit te leggen. U hebt die
strijd van dichtbij meegemaakt. Waar het mij omgaat is dat in de
stellingenoorlog die toen ontstond (tussen progressieve horizontalisten en
conservatieve verticalisten zal ik maar zeggen) één groot slachtoffer is
gevallen: de waarheid van het evangelie als mythe. Zij vond haast
geen verdedigers, niet bij de horizontalisten (dat spreekt voor zich, zij
ont-mythologiseerden), maar ook niet bij de verticalisten (die niet het
mythisch karakter van de bijbel verdedigden, maar het supranaturalistische:
en dat is evenzeer de doodssteek voor de kracht van de mythische waarheid als
een ontmythologisering). Zelfs degenen die probeerden te bemiddelen en weigerden
horizontaal en verticaal tegen elkaar uit te spelen, hadden hiervoor maar weinig
oog, of misten de intellectuele kracht om te doorzien hoezeer hier de termen van
de vraagstelling de weg naar betere antwoorden belemmerden.
Ik simplificeer, ongetwijfeld, maar ik doe dat om aandacht
te vragen voor dat vergeten slachtoffer van de secularisatie in de kerk: de
mythe. Zonder dat mythisch besef wordt godsdienst al snel een ‘set of
beliefs’ gekoppeld aan een bepaalde ethiek. De grenzen van de Kerk worden dan
ook scherp afgebakend en bewaakt. Vandaag nog meer dan vroeger, heb ik het
gevoel. Een herwaardering van het mythische element in de godsdienst zou
betekenen dat er een niet-te-bepalen element in de Kerk actief is, waardoor de
grenzen die men vanuit het expliciete geloof en de leer trekt, overschreden
worden. Op het mythische aspect reageert een mens niet met een verstandelijk
beaming (of ontkenning), ook niet met een bepaald gedrag, maar met een bepaalde
gevoel, ja ik vind zo gauw ook geen beter woord. Een mythe roept iets op, zoals
muziek iets oproept. En ookal is het moeilijk uitspreekbaar en definieerbaar,
het is wel reëel, dat existentiële gevoel van op iets wezenlijks betrokken te
zijn. Paul Tillich aarzelde niet om dit diep menselijke verschijnsel het
eigenlijke ‘geloof’ te noemen: the act of ultimate concern. En hij
bedoelt hiermee een levenshouding die positief betrokken is op de gehele
werkelijkheid van het leven. Bij Kafka vond ik dit gebruik van de term geloof
ook. Men vindt het verspreid in zijn Betrachtungen, bijv. – uit het hoofd
geciteerd - : Man kann doch nicht nicht glauben. In dit dubbele niet zit
het geheim en wonderlijke kracht van het geloof. De oude kerk onderscheidde ook
niet voor niets fides qua en fides quae. Het is de fides qua
die binnenkerkelijke gelovigen draagt (ookal zullen ze zelf verwijzen naar
elementen van de fides quae, de ‘set of beliefs’). En waar het u en mij
nu om gaat – als ik u goed begrijp – is dat wij sterker dan vroeger beseffen dat
dit ‘geloof’ geen exclusief binnenkerkelijk goed is, maar een menselijke
wezenstrek. Rand- en buitenkerkelijken kennen het ook, maar zullen het niet gauw
zo benoemen. Vanuit dit geloof is de Mattheuspassie geschreven en kan zij dan
ook door ieder mens met gevoel voor muziek worden beleefd.
Geachte professor, inmddels is het licht doorgebroken en
het concert van de vogels overweldigend. Tijd dus om deze brief te
beëindigen en u mijn welgemeende Paasgroeten over te brengen.
Dick Wursten
|